25 Wij gelooven dan ook, dat men deze zienswijze te Kota-Radja deelde, althans, toen de tijding van den klewangaanval daar vernomen was, werd met den meesten spoed een peloton cavalerie naar Edi gezonden. Bij aankomst te Edi viel er niets meer te verrichten voor de cavalerie, die toch zooveel had kunnen bijdragen tot doorzoeking van het terrein en tot rechtstreeksche beveiliging der infanterie en waar schijnlijk oorzaak geweest zoude zijn, dat de verliezen, die thans niet gering waren, tot een minimum beperkt zouden zijn gebleven. De les was duur te staan gekomen en wij vleiden ons met de gedachte, dat de gevolgen van het niet onmiddellijk indeelen van ruiterij ook door de andere wapens zoude zijn ingezien. Slaan wij de verrichtingen van deze expeditie op in het Ind. Mil. Tijdschrift blz. 523, 12e afl. jaargang 1889 en maken wij tevens gebruik van de daarbij overgelegde schets van het gevechtsterrein van den 8en Mei, schaal 12500, dan lezen wij „In de laatste dagen van de maand April (1889) hadden de in toenemend „aantal rondom onze versterking te Edi genestelde vijandige Atjehers do „patrouilles, welke zich tusschen die versterking en de Koeala-Edi bewogen, „herhaaldelijk beschoten. Op den len Mei was daarop eene patrouille „onder luitenant de Leur uitgerukt om de stellingen, waaruit de vijand „die beschietingen volvoerde, te verkennen en hem zoo mogelijk daaruit „te verdrijven." Verder vinden wij vermeld, dat deze patrouille alleen aan het le gedeelte van de opdracht had kunnen voldoen, de stelling was alzoo verkend, de resultaten der verkenning waren van dien aard, dat den 4en Mei naar Edi werden ingescheept: de 2e en 4e comp. van het 3e Bat. Inf. eene onbespannen sectie bergartillerie; een detachement genietroepen een officier van gezondheid met eenig hospitaalpersoneel; 133 dwangarbeiders. Bij de samenstelling van deze colonne missen wij alzoo de be spanning van de artillerie en de cavalerie. Was men zoo met den toestand van het terrein bekend, dat men

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 34