337 zij door niet bedreigde spoor-, straat-en karavaanwegen is verbonden. Weldra zal het strategische steunpunt op Tunesischen bodem het door de zee omringd Engelsche boven het hoofd zijn gegroeid. De zeeëngte van Gibraltar. Op het smalste gedeelte tusschen den toren van Gualminsi (Tarifa) en de spits van Cires (Afrika) vernauwt de zeestraat zich tot 13 K. M., terwijl de afstand van de Zuidspits van Gibraltar's rotsen tot aan het naastbijgelegen punt in het Marokkaansch gebied 23 K. M. bedraagt. Gibraltar is arsenaal en kolenstation, een vlucht- en uitvalhaven van het Engelsche eskader, de etape tusschen Portsmouth, de eerste Engelsche oorlogshaven, en Malta. Ten Oosten van de Spaansche stad Tarifa, de Zuidspits van Europa, dringt de 8 K.M. breede baai van Algeciras 10 K.M. diep Noord waarts het Pyreneesche schiereiland binnen, en wordt zij aan de tegenover Algeciras liggende zijde, door den 4 K.M. langen, gemiddeld 1 K.M. breeden, rotsenrug van Gibraltar begrensd, die aan drie zijden door de zee wordt bespoeld. Zonder verband, ongemotiveerd, stijgt de rotsmassa eensklaps aan den voet van Westelijk Europa tot 450 M. omhoog, als voortzetting en eindpunt van eene 1.8 K.M. smalle, laag gelegen, zandige landengte, Linea genaamd. De nagenoeg horizontaal zich uitstrekkende kam verheft zich in het Noorden tot een top, de Europeesche zuil van Herkules. Gedurende den Spaanschen successieoorlog namen de Engelschen, door ons ondersteund, bezit van de rotsvesting, en werden zij hierin door den vrede van Utrecht, 1713, bevestigd. Sedert dien tijd, tot den huidigen dag toe, hebben alle pogingen van Spanje schipbreuk geleden om dit, uit een strategisch oogpunt zoo belangrijk stuk land, weder in bezit te krijgen. Met taaie onwrikbaarheid hebben de Britten niet alleen het voor gebergte vastgehouden, maar er zelfs een gedeelte Oud-Engeland van gemaakt. Eene uitvoerige beschrijving te geven van de wijze waarop Gibraltar versterkt is, zou ons te ver voeren, alleen dit, om aan te geven welke

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 350