Daarbij is het onverschillig, of die feitelijkheden al dan niet ge
paard zijn gegaan met aanraking van den meerdere. Want niet die
aanraking, welke slechts is een van des daders wil onafhankelijk
gevolg zijner daad, maar de daad zelve, welke de aanraking beoogde
stelt het strafbaar feitelijk verzet daar.
Van poging tot misdrijf kan dus hier geen sprake zijn, daar de
strafbare geweldpleging reeds volledig volvoerd is, enkel door het
opzettelijk gewelddadig handelen tegen de militaire subordinatie.
Eene nadere uiteenzetting van de kenmerken van het misdrijf van
feitelijke insubordinatie zal dit, naar vertrouwd wordt, nog duidelijker
in het licht stellen.
Volgens art. 100 C. W. is als feitelijke insubordinatie aan te merken
1°. het zich met de daad verzetten tegen,
2°. het trekken van het geweer tegen, en
3°. het aangrijpen van, slaan, kwetsen of het plegen van eenige
andere daad van geweld tegen zijn meerdere iu rang.
In die opsomming van handelingen, welke het misdrijf van feitelijke
insubordinatie kunnen teweegbrengen, is eene bepaalde opklimmende
schaal duidelijk waar te nemen.
Voorts vloeit o. i daaruit overtuigend voort, dat de wetgever klaar
blijkelijk twee goed afgebakende soorten van daadzaken als feitelijke
insubordinatie heeft willen zien aanmerken, n. 1.
geweldpleging met lichamelijke aanranding van den superieur; en
daden van verzet zonder eene dusdanige aanranding.
De eerste soort moet dus geacht worden, in den ruimsten zin te
omvatten alle handtastelijke, feitelijke handeliugen, waarbij lichamelijk
aanranden, beleedigen of letsel toebrengen, dus mishandelen, heeft
plaats gehad.
Hoe gering de geweldaanwending ook moge geweest zijn, en al
heeft zelfs de meerdere die niet eens gevoeld, zij valt ipso jure in deze
categorie vau feitelijke insubordinatie, zoodra de meerdere door den
mindere lichamelijk is aangeraakt.
Daaronder zijn dan ook te brengen het geven van een stoot, een
duw, het bij de haren, aan de mouw of ander gedeelte der kleediug
trekken, het zich losrukken uit de hand van den meerdere, het
werpen van een, met rijst of water gevuld, etensblik naar een supe-
Dl. I, 1894. 24
363