INGEZONDEN.
Eene beschouwing over de 2e alinea ran artikel 2 der nieuwe
verlofsbepalingen voor de Officieren Tan het
Nederlandsch-lndische Leger.
(Zie eerste vier alinea's blz. 16 I. M. Tijdschrift No. 1,1894).
Naar aanleiding van hoogergenoemde alinea 's heeft onze hoogge
achte schrijver, volgens mijne bescheiden meening, wel een zeer bij
zonder geval aangehaald.
Zie 3° alinea. Iemand komt op zijn 18° jaar als onderofficier
in Indië en wordt op zijn 20e 2e Luitenant enz. enz.
Daar het aantal officieren, afkomstig van de Militaire School te
Meester-Cornelis, in vergelijking met de overigen zeer gering is,
mocht men dat geval niet als basis aannemen. Bovendien zal door
de opheffing van de militaire inrichting te Meester-Cornelis, en door
het betrekkelijk gering aantal opengestelde plaatsen voor de militaire
Cursussen in Nederland, het aantal, dat op deze wijze den officiers
rang verkrijgt, zeer gering zijn.
Nog aannemende, dat men op zijn 20e levensjaar reeds bij aan
komst in Indië, dus op zijn 19e jaar reeds tot 2e Luitenant be
noemd; wat leeftijd betreft belooft zulks voorzeker eene schoone toe
komstde Indische officierscarrière begint, en vervolgens rekening
houdende met de promotie van de Infanterie in de laatste jaren,
kom ik tot het volgende resultaat.
De officier kan dan op zijn 30e en vervolgens op zijn 41e jaar
met verlof gaan, wegens langdurig verblijf.
"Wanneer nu ten derden male verlof wegens langdurigen dienst
werd verleend, zou men op zijn 52e levensjaar, als Generaalwêer
recht hebben op een jaar verlof.
Het Nederlandsch-lndische Leger zou zich dan spoedig in een
geheel korps Generaalsin activiteit kunnen verheugen.