29
Treurige miskenning van een hulpwapen, dat een groot gedeelte
van die verliezen, op zulke korte afstanden teweeggebracht, had kun
nen voorkomen.
Maar wij gaan verder.
Op biz. 53(1, aflevering JST°. 12 van den jaargang 1889 vinden wij
„Den 10en Mei werd uitgerukt enz. Green vijand werd gezien. De be
volking was bezig de kuilen en loopgraven dicht te werpen."
Eindelijk!!! daar komtde cavalerie; 25 man
en 26 paarden onder een officier, maarde
vijand was weg en bleef weg.
Na den 11- Mei werd er dagelijks verkend en wel met cavalerie.
Waarom bij het vertrek van de expeditionnaire colonne het advies
van den cavaleriecommandant te Kota-Radja niet ingewonnen?
De expeditie naar Edi in Mei, Juni en Juli 1890.
Lij deze expeditie zien wij twee pelotons cavalerie in het veld
treden. De ruiterij bestond uit twee colonnes, de Java-colonne,
waarbij ingedeeld een peloton cavalerie van uit Salatiga en de Atjeh-
colonne, waarbij een peloton cavalerie van uit Kota-Radja.
De groote fout van het niet indeelen van cavalerie bij de Edi-
expeditie van 6-8 Mei 1889 was dus ingezien en dat dit reeds het
geval was bij de komst van het peloton Raaijmaakers is af te leiden
uit de omstandigheid, dat gedurende eene verkenning van dit troepen-
deel de kapitein van den generalen staf den colonnecommandant
toevoegde: „kijk, overste, zoo—en daarbij met de hand naar de agee-
rende cavalerie wijzende - had verkend moeten worden op 6 en 8 Mei.
En hoeveelmaal heeft de luitenant Raaijmaakers van de officieren
van de andere wapens niet mogen hooren; „hè, hadden wij dien da-
maar cavalerie gehad".
Toch moet ik tot mijn leedwezen mededeelen, dat van de aanwe
zigheid van twee pelotons cavalerie, vooral de eerste dagen van de
expeditie, nog niet in die mate partij getrokken is, als het geval had
kunnen zijn, indien de bevelhebber de cavalerie niet in zijne ei-en
handen had gehouden, maar gelaten had bij de colonnes, waarbij zij
van huis uit was ingedeeld.
Bij het bespreken van het optreden van deze twee pelotons volg