389
tot ondersteuning van troepen, die bet te zwaar te verantwoorden
krijgen, tot het tegengaan van handelingen des vijands die men niet
mag toelaten alsaanvallen op de flanken en in den rug, tot het
bezetten van genomen punten, tot het overnemen van de vervolging
of tot dekking van den terugtocht.
Hoe de bevelhebber zijne reserven daartoe gebruikt en wat hij bij
dat gebruik moet bedenken, werd in het hoofdstuk over de gevechts
leiding reeds behandeld.
Eene vraag bleef daar echter nog onbesprokenn. 1. welke troepen
men in beginsel liever in reserve houdt en welke men liever dadelijk
in gevecht zendt.
In 't algemeen kan men zeggendat de groote legeraanvoerders
meestal óf hun beste óf hun slechtste troepen in reserve hebben ge
houden, de eerste omdat zij hun keurkorpsen niet voor elke onder
neming aan verliezen wilden blootstellen, de laatste omdat zij ze niet
in het gevecht vertrouwden.
In de tegenwoordige legers zijn de troepen bijna alle van gelijk
gehalte en is het gewoonte geworden om elk korps op zijne beurt de
spits te laten afbijten of in reserve te houden, en hier is niets tegen
als het slechts geen aanleiding geeft tot tijdverlies of krachtverspilling
en als de troepencommandanten ook in waarde aan elkaar gelijk zijn-
Is dit laatste niet het geval, dan moet de troep gebruikt worden
in verband met de bijzondere geschiktheid van den commandant, b. v.
voor energieken aanval of taaie verdediging.
Koloniale legers hebben echter wel degelijk rekening te houden met
troepen van verschillende waarde.
Ons Indisch leger b. v. heeft wel geen bataljons, die men behoeft
te sparen, doch het heeft toch in elk bataljon een kern van een of
twee Europeesche compagnieën, die bezwaarlijk aan te vullen en vol
tallig te houden zijn en die in den oorlog het grootste percent ver
liezen door ziekten lijden.
Zoolang men zich in het Indische leger nog zal blijven vasthouden
aan die bataljons met compagnieën van Europeanen, in stede van zijn
toevlucht te nemen tot sterk met Europeanen geëncadreerde Inlandsche
bataljons, als het eenige middel om aan het leger de rekbaarheid te
geven, die het bij moeilijke Inlandsche oorlogen zoo zeer noodig heeft,