899
getallen het Russische zegtdat op open terrein en bij het begin van
het gevecht de algemeene reserven op 350 tot 700 M. van de vechtende
troepen opgesteld worden en dat deze diepte vermindert naar gelang
men dichter bij den vijand komt.
Over het algemeen genomen, zijn dus de gegevens voor de afstan
den vrij vaag, en dit kon wel niet anders omdat ze van te veel
wisselende omstandigheden afhangen, als: het terrein, de communi-
catiën, het gevechtsdoel, de gevechtsphase, de sterkte van den troep
en den tijd waarover men beschikken kan om de algemeene reserven
in de gevechtslinie te brengen.
Even goed als men het gevechtsfront steeds zoo klein moet nemen
als men mag, even goed moet men de afstanden van de algemeene
reserven steeds zoo groot nemen als men kan. Door beide houdt
men het langst invloed op den gang van het gevecht.
De groote zaak is dan maar, om de reserven eerst dan in de gevechts
linie te doen rukken, als bij den aanval de omstandigheden daarvoor
het gunstigst lijken, bij de verdediging de omstandigheden dit nood
zakelijk maken bij den aanval dus nooit voor dat men de overmacht
in het vuur heeft verkregen, bij de verdediging nooit voor dat de
vijand aanstalten maakt tot den stormaanval.
Het juiste oogenblik voor het inzetten der algemeene reserven is
natuurlijk nimmer op enkele minuten na te bepalen; altijd is het
verkieslijker om iets te vroeg dan om iets te laat te komen.
Bij een minimum afstand van 200 a 300 M., dien men moet aan
nemen met het oog op de spreiding van de schoten bundels enz., kan
de bevelhebber zijne reserven toch altijd binnen 5 minuten aan het
gevecht doen deelnemen.
Zoolang hij de reserven dus binnen dien tijd niet denkt noodig te
hebben, kan hij ze op grooteren afstand verwijderd houden. Hoe
groot die afstand in een bepaald geval of voor een bepaald deel der
reserven wezen moet, moet de bevelhebber maar zelf uitmakenvan
huis uit is dit hem toch niet aan te geven.
Iets anders is dit met de plaats der algemeene reserven.
Ons Indisch voorschrift noemt als de beste plaats de opstelling
achter het midden, bij de verdediging ook wel achter den niet aange-
leunden vleugel.