413
deze» een graad Noordwaarts voorbijging en zich eenige oogenblikken
later meer Zuidwaarts van het Oost-Westvlak bevond (zie Fig. II).
Dus omtrent het middaguur stond de zon binnen een kort tijds
verloop ten Oosten, ten Noorden en ten Westen van Batavia, of, wat
gemakkelijker was waar te nemen, de schaduw, hoe klein zij ook was,
viel in dien tijd West-, Zuid- en Oostwaarts.
Bij een Noorderdeclinatie van 5° 30' (de zon in haar dalenden tak)
bevindt men zich op een plaats van 5° 30' N. Br. b. v. te Kota
Radja, de zon komt dan 5° 30' Noordelijk van het Oostpunt op,
klimt, steeds Noordelijk van het Oost-Westvlak der plaats blijvende,
totdat zij om twaalf uur juist in den verticaal dier plaats staat. Daarna
daalt zij weer, steeds Noordelijk van het Oost-Westvlak der plaats en
gaat 5o 30' Noordelijk van het Westpunt onder.
Een paar dagen later zal de zon 4° 30' Noorderdeclinatie hebben,
4° 30' Noordelijk van het Oostpunt opkomen en zich al klimmende
Noordelijk van het Oost-Westvlak der plaats bewegen, totdat zij op
geringen afstand van den verticaal (dus ongeveer twaalf uur 's middags)
dezen een graad Zuidwaarts zal voorbijgaan en zich eenige oogenblikken
later weder Noordwaarts van het Oost-Westvlak zal bevinden. Dus
zal omtrent het middaguur de zon binnen een kort tijdsverloop ten
Oosten, ten Zuiden en ten Westen van Kota Radja staan of, wat
gemakkelijker zal zijn waar te nemen, de zeer korte schaduw zal in
dien tijd West-, Noord-en Oostwaarts vallen.
Yoor plaatsen onder den evenaar gelegen, klimt de zon bij een
declinatie van o graden 21 Maart en 21 September) van het
ware Oostpunt naar het Zenith en daalt weder van daar naar het
ware Westpunt.
Dan staat zij dus voor twaalf uur 's middags in het Oosten, en na
dien tijd in het Westen, en zal de schaduw slechts West- en Oostwaarts
vallen.
Van een Zuid (Noord) Oostelijken en Zuid (Noord) Westelijken stand
der zon is daar op die dagen geen sprake.
Voor andere plaatsen is dit, op de dagen dat de zonsdeclinatie gelijk
is aan de geographische breedte, wel het geval; deze standen zullen
evenwel niet, evenals in Europa, ongeveer halverwegen het uur
van opkomst en het middaguur enz. voorkomen, maar korten tijd
Dl. I, 1894. 27