33 de gids dit huis aan den Bevelhebber op den heuvel Nja Ma Oen aanwees Dit had moeten gebeurd zijn, indien gedurende den opmarsch van het 14e Bataljon naar de heuvelstelling Nja Ma Oen een paarcava- leriepatrouilles de verkenning in N. W. richting hadden doorgezet. Met het oog op het heuvelachtige terrein ten Z. van den weg Edi Edi Ijoet was het te voorzien, dat van vervolging van een vluch tenden vijand door cavalerie geen sprake kon zijn. Nog een vraag. Wat deed de cavalerie van 2 tot 41 /2 uur n. m., d. i. gedurende den tijd, dat aan de uiterst vermoeide troepen een lange rust ge gund werd Hieromtrent staat niets vermeld. Zoude het in verschillende richting doorgaan met verkennen en vooral in de richting Edi Tjoet niet aanbevelenswaardig zijn geweest, vooral met het oog op den voorgenomen tocht van de Java-colonne over Edi Tjoet naar Bagoh en Oleh Gadjah? De eerste tocht van de colonne Halewijn naar Bagoh en Oleh Gadjah van 1317 Juni 1890 en de gebeurtenissen in Edi tot den 20e" Juni d.a.v. Bij het, bestudeeren van dezen tocht rijst onmiddellijk de volgende vraag Waarom werd bij de Java-colonne geen cavalerie en werden bij de Atjeh-colonne de beide pelotons cavalerie ingedeeld? Op blz. 331, II zien wij, dat: De Java-colonne zonder cavalerie, vóór de Atjeh-colonne, op den zelfden weg marcheert, die wel cavalerie liefst de twee pelotons heeft. De Java-colonne, die aan het hoofd marcheerde, had in ieder geval tot Edi Tjoet, liefst tot Koeala Edi Tjoet hare eigene cavalerie als voorhoede moeten behouden. Het verwondert ons dan ook geenszius op blz. 333 te lezen: Dl. 1, 1894. 3

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 42