427 sonen ressorteerende onder zijne rechtsmacht, moet blijven berechten, en dat de door velen voorgestane splitsing der jurisdictie in vredestijd niet alleen uit een militair oogpunt veroordeeld moet worden, doch ook practisch onuitvoerbaar is. Deze overtuiging heb ik, aan de hand van verschillende schrijvers van beteekenis, op de volgende gronden in de Militaire Spectator (1893) verdedigd: 1. De geschiedenis heeft bewezen dat eene splitsing der rechts macht in vredestijd even verwerpelijk is als eene algeheele afschaffing der militaire rechtbanken. In geen enkel land in Europa is de rechtsmacht van den militairen rechter ten aanzien der strafbare feiten op noemenswaardige wijze beperkt. 2. Allen geven toe, dat men in oorlogstijd de militaire rechtbanken niet missen kan, die alsdan alle delicten zullen moeten berechten. Beperkt men nu de rechtsmacht in vredestijd, zoo is de soldaat in oorlogstijd overgeleverd aan rechters, die voor hunne nieuwe taak zekerlijk ongeschikt zijn. 3. Er is geen scherpe grens te trekken tusschen militaire, gemeng de en commune delicten. Zelfs in het zuiver commune delict ligt nog bijna immer eene schending der krijgstucht opgeslotendoor idealen samenloop met eene krijgstuchtelijke overtreding krijgt het zuiver commune delict menigwerf een militair karakter. 4. Bij eene splitsing der rechtsmacht zouden renvooien en juris dictiegeschillen niet te voorkomen zijn, immers de qualificatie van eene handeling hangt steeds af van de eene of andere omstandigheid omtrent welker feitelijke aanwezigheid onzekerheid of strijd kan bestaan. 5. Splitsing der rechtsmacht zou tengevolge hebben, dat bij realen samenloop van militaire en commune delicten of samenhang verschillende rechters over de samenloopende of samenhangende delicten zouden oordeelen, hetgeen immer ongewenscht is. De meesten van hen, die zich met het bovenstaande niet kunnen vereenigen, willen intusschen wèl dat de officier in vredestijd min of meer, of onder den een of anderen vorm aandeel heeft in de recht-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 442