430
Het militaire vaste lid presideert den krijgsraad, is geassimileerd
aan den rang van kapitein, majoor of overste, en draagt, in functie
zijnde, de uniform zooals zij vastgesteld is voor gepensionneerde
officieren. Alleen zij, die met vrucht een rechtscursus aan eene hooge-
school bijgewoond hebben, kunnen tot deze betrekking geroepen wor
den. Tot de taak der militaire rechterlijke ambtenaren behoort ook
het houden van voordrachten, betreffende het strafrecht, bij de korpsen;
zij zijn de voorlichters.
De drie tijdelijke leden hebben den rang van luitenant of kapitein
ééu echter moet den rang van kapitein hebben. Zij worden normaal
voor een jaar benoemd; de vervanging wordt zoodanig geregeld, dat
zij nimmer gelijktijdig aftredennatuurlijk bestaat de mogelijkheid
eener herbenoeming, nadat zij gedurende een zekeren tijd weer in
de gelederen gediend hebben. Jonge officieren, bijvoorbeeld zij die
nog geen vier jaar luitenant zijn, kunnen niet in den krijgsraad zitting
nemen; overigens geschiedt de benoeming bij toerbeurt.
Het openbaar ministerie en de betrekking van griffier zou ik in
den regel willen waargenomen zien door in de rechten gepromoveerde
burgers, in uitzonderingsgevallen door daartoe geschikte officieren.
Uit het bovenstaande volgt dat onderofficieren niet als krijgsraadslid
kunnen optreden. Ik vind het toch geheel verwerpelijk, dat onder
officieren zooals in Frankrijk en Beieren, of zelfs minderen, zooals
in Pruisen en Oostenrijk, aan de rechtspraak deelnemen.
De bevoegdheid om gerechtelijke informatiën te doen houden door
onderofficieren, bestaat in Indië, doch alleen, en dan nog slechts bij
volstrekt gemis van een voldoend aantal officieren, buiten de residentie
van den krijgsraad. Terecht zegt Barre in zijn uitstekend werk:
„dat dit reeds op zich zelf odieus genoeg is". Maar wat belet
om, nadat desnoods de voorloopige huishoudelijke informatiën door
onderofficieren gehouden zijn, de beklaagde zoo snel mogelijk naar
de residentie van den krijgsraad op te zenden?
Wat de uitsluiting betreft van zeer jeugdige officieren, reeds de
commissie van 1821 stelde voor, de officieren niet vóór hun dertigste
jaar tot krijgsraadslid te benoemen, en slaakte de verzuchting„Welk
„een ijselijk beeld van de militaire justitie! Nu kinderen, die zich
„soms vermaken met het teekenen van mannetjes of te snijden op