431 „het zand der inktkokers." Die dagen mogen nu gelukkig voorbij zijn, toch komt het mij voor, dat luitenants, die zooeven de school banken verlaten hebben, niet als rechters mogen optreden. In h«t Rapport der Belgische commissie nopens den in 1892 ont worpen Code de Procédure pénale militaire, lees ik: „L'article 38 „modifie la pratique actuelle en ce sens que les sous-lieutenants ne „seront pas compris dans les listes, en raison du peu d'expé- „rience de la plupart des officiers de ce grade," en later„Une „seconde critique, dirigée contre l'organisation actuelle du conseil de „guerre, vise sa comDOsition. Celle-ci est défectueuse au double point „de vue du nombre exagéré de ses membres et de la place exces sive qui y est faite a l'élément le plus jeune et le moins expéri- „menté". Vooraf moeten verder op papier de officieren aangewezen zijn, die zitting nemen, wanneer de krijgsraad over de oudere luitenants en kapiteins hebben te oordeelen, aangezien de tucht eischt, dat de oudere niet voor den jongere, de hoogere niet voor den lagere in rang terechtstaat. Mij dunkt, dat deze regeling voldoende is, daar het slechts zelden voorkomt, dat luitenants of kapiteins voor den krijgsraad moeten verschijnen. Lichte overtredingen, welke niet in botsing komen met de tucht, kunnen door den burgerrechter gestraft wordenverstoren die overtredingen wel de militaire orde, zoo zal meestal eene disciplinaire afdoening mogelijk zijn, zoo niet, dan moe ten zij door den krijgsraad berecht worden. Naar aanleiding van het laatste wijs ik er op, dat de ontwerpen van professor v. d. Hoeven reeds eene soortgelijke bepaling bevatten. In zijne Memorie van toelichting zegt de hoogleeraar: Be aard „van die weinig beduidende feiten verandert volstrekt niet, naar ge- „lang de dader al dan niet gerechtigd is de militaire uniform te „dragen. De militaire tucht werd in geenen deele er door aangerand „met specifiek militaire begrippen kwam de dader niet in botsing. „Waarom zou dan de burger-dader moeten terechtstaan voor den „kantonrechter, de militaire voor den krijgsraad of zelfs voor het „Hoog Militair Gerechtshof? Daargelaten nog dat het terechtstaan „voor den militairen rechter veelal reeds als eene straf op zich zelve „zal zijn aan te merken, zoekt men te vergeefs naar eentge reden,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 446