483 Het Belgisch ontwerp geeft de volgende samenstelling van de ge wone krijgsraden: 1° een hoofdofficier; 2° een burgerlid; 8° twee kapiteins; 4° een luitenant. Ook ik gaf in overweging één jurist in den krijgsraad te doen zitting nemen. De adviezen van een beroepsrechter zullen altijd ge waardeerd worden, en vooral gedurende de eerste jaren der nieuwe regeling zal zijne tegenwoordigheid welkom wezen. De bij Koninklijk Besluit van 2 October 1841 in Nederland gevormde commissie tot herziening van het militair strafrecht wilde dat de krijgsraden uit sluitend uit officieren zouden bestaan, en wel hoofdzakelijk omdat men beducht was, dat een burger-rechtsgeleerde te veel invloed zou krijgen; zoo redeneerde men o.a. ook in Frankrijk en Engeland. Ik vrees zulks echter niet, indien men, zooals door mij begeerd wordt, zorg draagt dat de militaire leden toegerust zijn met zooveel rechtskennis, dat zij zich steeds een zelfstandig oordeel over de aan hangige zaak kunnen vormen, en de functie van president door een deskundig, gewezen militair wordt waargenomen. Ik merk hier op, dat het strafrecht ook wel in contact komt met het civiel recht; de krijgsraad zal bijvoorbeeld moéten beslissen of er in een bepaald geval een praejudicieel geschil aanwezig is. Zoo ja, dan wordt dat geschil uitgemaakt door den burgerrechter en het strafrechtelijk onderzoek, althans voorloopig, niet voortgezet. Ofschoon de krijgsraad dus over het geschil zelve geen uitspraak doet, zoo moet hij toch nagaan of de opgeworpen quaestie op eenigszins aan nemelijke gronden rust. Aangezien de officieren wel nimmer eene studie zullen maken van het civiel recht, zullen in gevallen, als daar juist bedoeld, de steun en voorlichting van een jurist moeielijk gemist kunnen worden. En ook zonder dat er een praejudicieel geschil wordt opgeworpen, zal vaak als element van een strafbaar feit een vraagpunt van civielrechtelijke!! aard moeten worden beslist; zoo zal menigmaal bij de vraag of iemand zich aan diefstal heeft schul dig gemaakt een onderzoek te pas komen of het voorwerp aan een ander toebehoort, een vraag die bezwaarlijk zonder raadpleging van het civiel recht zal kunnen worden uitgemaakt. Bovendien, door een niet te klein aantal rechtsgeleerden aan de militaire rechtspraak te doen deelnemen, bevordert men de studie

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 448