435
leiding van den officier tot rechter, dan lijdt het geen twijfel., dat
de burgerrechter een veel te grooten invloed zal uitoefenen op de
beslissingen van den krijgsraad.
De benoeming bij toerbeurt, voor zoover zulks in de practijk mo
gelijk is, moet, om allen schijn van partijdigheid te mijden, gehand
haafd blijven. Wat echter de periode van één maand aangaat, zij
is beslist te kort.
In Italië nemen de krijgsraadsleden zitting voor den tijd van twee
jaar; in Griekenland en Beieren voor één jaar; in Frankrijk, Servië,
Rumenië, Turkije en Rusland voor zes, en in Portugal voor vier
maanden. In het Concept Wetboek van Rechtspleging voor de Land
macht in het Koninkrijk der Nederlanden van het jaar 1821, werd
voorgesteld de officieren voor één jaar te benoemen, teneinde op die
wijze officieren te vormen, die op de hoogte zijn der militaire ju
stitie. „Nu" aldus de commissie van 1821 „worden soms staf
officieren tot president van den krijgsraad benoemd, die soms niet
„weten wat een krijgsraad is." De commissie van 1841 eischte voor
de gewone leden een bepaalden leeftijd en een zeker aantal dienst
jaren, en wenschte eene zittingsperiode van minstens zes maanden.
Aangezien de president van den krijgsraad in alle opzichten het
onderzoek en de behandeling der zaken behoort te leiden, en zulks
werkelijk niet gemakkelijk is, zoo gaf ik dan ook de benoeming van
een vasten militairen president in overweging. Men mag hierbij niet
over het hoofd zien, dat in de toekomst ons ongetwijfeld openbaar
heid, mondelinge debatten en verdediging wachten.
De door mij aangenomen normale zittingsperiode van één jaar
voor de drie tijdelijke leden is misschien voor Indië, met het oog
op de vele mutatiën ouder het personeel, uog te iang. De officieren
behoeven, indien geeue zaken aanhangig zijn, niet voortdurend van
alle diensten vrijgesteld te worden. Desnoods echter moeten zij
geaurende het zittingsjaar hunne krachten geheel aan de militaire
justitie kunnen wijden.
Ik veroorloof mij de opmerking in het midden te brengen, dat
het in de bestaande toestanden niet dikwijls voorkomt, dat een krijgs
raadslid gebruik maakt van de bevoegdheid om de processtukken
rustig en nauwgezet te bestudeeren. In Nederland althans hebben