438 gewone rechterlijke macht onder toekenning van eenige vermeerde ring van traktement het vervullen van funetiën bij de krijgsraden opgedragen kan worden. De leden van het Hoog Gerechtshof zijn toch ook tevens lid van het Hoog Militair Gerechtshof. Ik wil mij niet verdiepen in de vele variaties welke op de ont worpen regeling te maken zijn. Dat zij een beperkt aantal goede officieren de permanente militaire leden aan het leger onttrekt, wordt niet ontkend. Ik zie echter geene kans dit bezwaar uit den weg te ruimen, zoolang als men het juiste beginsel op den voorgrond stelt: de handhaving der tuchtzoowel in vredes-als in oorlogstijd vergt gebiedend dat de rechtspraak over militairen daadwerkelijk in handen der officieren is, en de rechtvaardigheid vordert, dat de sa menstelling der krijgsraden eene deugdelijke rechtspraak waarborgt. Het een en ander is, naar mijne bescheiden meeniug, eerst dan te be reiken, wanneer men in het leger een kern van officieren bezit, die eene bijzondere studie van het strafrecht gemaakt hebben. De allerbeste wetten zijn waardeloos, wanneer zij uitgelegd en toegepast moeten worden door personen, die niet voldoende op de hoogte hunner taak zijn. En wat de buitengewone onkosten betreft, gaarne zeggen wij het G. na„Financieele redenen mogen hier niet in aanmerking komen, het is hier te doen om een heilige zaak, het recht!'''' Moge er spoedig een eind komen aan toestanden, die zoowel in Indië J500 onlangs nog in dit tijdschrift als in Europa herhaal delijk als slecht zijn geschetst, en wier onhoudbaarheid, bij de steeds voortschrijdende ontwikkeling van het strafrecht, zich steeds sterker en sterker zal doen gevoelen. Toestanden, die, zooals in het Vader land van 13 December 1893 terecht werd gezegd, op den duur den eerbied en het gezag van de wet op bedenkelijke wijze ondermijnen, en mitsdien de tucht in het leger bedreigen. Ik heb getracht, naar aanleiding van het artikel van G., de rich ting te traceeren, waarin gearbeid moet worden. Aan hen, die op de hoogte zijn der Indische toestanden, om na te gaan in hoeverre mijne voorstellen levensvatbaarheid bezitten. P. P. C. COLLETTE, lste Luitenant der Infanterie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 453