440 duizend gulden, (1) eene verhooging die ten overvloede niet eens in het belang van het geheele leger zou zijn, doch alleen zou moeten dienen om een enkele categorie van officieren te gerieven. Op grond van het vorenstaande durf ik eene regeling voor te stellen, die in deze de taak der compagniescommandanten kan ver lichten, zonder dat men het gouvernement om geld behoeft lastig te vallen. Men bepale n. 1. dat de commandant van eene compagnie, eska dron, enz. het bedrag van de tiendaagsche aantooningen, na verificatie dier stukken niet in ééns behoeft te ontvangen, doch dit in twee gedeelten kan doen; en wel op den 6en, 16en en 26en van iedere maand, 's morgens om zeven uur, (2) juist zooveel als op die dagen aan zijne onderhebbenden moet worden uitbetaald, en op den llen, 21™ en 1en, eveneens om 7 uur, de rest. Vermindert nu de compagniescommandant het bedrag zijner gelden ter goede rekening tot de som die gedurende elf dagen in de ver moedelijke behoefte zijner compagnie kan voorzien, (art 24 der com pagniesinstructie geeft hem hiertoe de bevoegdheid), dan behoeft hij nimmer een groot bedrag in huis te hebben. Zooals deze quaestie thans geregeld is, heeft de compagniescom mandant van den 2en (8en) tot en met den 5™, van den 12en (13en) tot en met den 15en, en van den 22en (23en) tot en met den 25en, het volle bedrag zijner gelden ter goede rekening in huis, (3) en gedurende de overige dagen der maand de som benoodigd voor de behoefte van negen of zès dagen, al naarmate het voorschot bestemd is voor het tijdvak van veertien of elf dagen. Volgens de voorgestelde regeling heeft de compagniescommandant doorloopend een som onder zijne berusting, benoodigd voor de be hoefte van één dag. (1) Volgens de berekening van A. op bladz. 273 van dezen jaargang. (2) Bij de meeste korpsen wordt de soldij niet vóór 10 uur uitbetaald. Mocht de tijd van 7 tot 10 uur niet lang genoeg zijn voor het wisselen, dan zou de uitbetaling der soldij misschien later kunnen plaats hebben. (3) Verminderd met het voorschot aan den menagemeester.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 455