441
Men zal dus toegeven dat de iuvoeiing van die regeling, de kansen
van diefstal zeer verminderen zal.
Yan de zijde der militaire administratie kan, dunkt me, tegen dit
voorstel geen enkel bezwaar bestaan.
De uitbetaling op den 6en, 16en en 26en zou op een voorloopig
bewijs moeten geschieden, welk bewijs op den llen, 21en en len zou
moeten worden teruggegeven en vernietigd.
Artikel 29 der compagniesinstructie zou veranderd moeten worden
in: „Op den len, 16en en 26™ van iedere maand ontvangt de com
mandant der compagnie, 's morgens ten 7 ure, van de op die afre
kening uitgetrokken gelden, een zoodanig gedeelte als voor de uit
betaling aan zijne compagnie dadelijk benoodigd is, en op den 1 len,
21en en len, eveneens 's morgens ten 7 ure, het overschietende
gedeelte.
Deze ontvangst heeft plaats:
Op de eerste drie data, tegen afgifte van een voorloopige quitantie,
op de laatste drie data, tegen onderteekening van de verklaring
voorkomende op de laatste bladzijde der afrekening.
Door de onderteekening van deze verklaring vervalt de voorloo
pige quitantie.
Ook artikel 49 der korpsiustructie zou een kleine wijziging moeten
ondergaan, n. 1. door toevoeging van een nieuwe alinea:
„De uitbetaling der voorloopige quitanties, bedoeld bij art. 29
der compagniesinstructie, wordt niet in het kasboek aangeteekend.
Deze quitanties blijven als geld vertegenwoordigend papier in de kas."
Yerder zou het aanbeveling verdienen het kasboek niet op den
dag vóór dien der raadszitting, doch op dien dag af te sluiten, n. 1.
na uitbetaling van het laatste gedeelte der 10-daagsche aantooningen.
Het model No. 55 zou dus dienovereenkomstig gewijzigd moe
ten worden.
Ten slotte nog een woord aan A., den inzender van het artikel
voorkomende op bladzijde 271 van dezen jaargang.
De door mij voorgestelde regeling ontheft de compagniescomman-