446
Artikel 2.
1. De adjudant-onderofficieren, en de met dien graad geassi
mileerde militairen dragen de atilla, den pantalon en den helmhoed,
geheel zooals voor de officieren van hun wapen en dienstvak is
bepaald, behoudens het rangsdistinctief en de volgende verschillen
1. De schouderpassanten zijn, gelijk thans, met zijde doorwerkt;
2. de mouwen zijn niet versierd met zwart kemelsharen tres;
3. de borsttressen kunnen in kleine-of dagelijksche-en in marsch-
tenue van grover kemelshaar zijn
4. zij dragen niet de witte atilla, noch den witten helmhoed.
Ook de adjudant-onderofficieren-conducteurs dragen het onder-
scheidingsteeken, voor de magazijnmeesters aangegeven in artikel 1 11.
2. Zij dragen buiten dienst en in kleine, door den Commandant
van het leger en Chef van het Departement van Oorlog in Neder-
landsch-lndie daarvoor aan te wijzen diensten, de kwartiermuis naar
het thans voor hen gebruikelijk model, behoudens wijziging van
metaal en uitmonstering, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 1,
4, punt 1.
3. De kapelmeester der stafmuziek draagt de atilla van de
adjudant-onderofficieren der artillerie, met weglating van het embleem
op de knoopen en voorts voorzien van kraag van ponceau-rood laken.
4. De stafmuzikanten en de élève-stafmuzikanten dragen de
uniform der artillerie, met weglating van bet embleem op de knoo
pen. De kraag der atilla is langs de bovenzijde omzet met een
gouden galon, breed dertien millimeter voor de stafmuzikanten, en
met een even breed galon van geel kemelshaar voor de élève-staf
muzikanten.
Artikel 3.
1. De onderofficieren, beneden den graad van adjudant-onder
officier, alsmede de mindere militairen dragen atilla en pantalon van
donkerblauw serge, met kurken helmhoed bekleed met serge van
dezelfde kleur, of wel met kwartiermuts, Schotsch model, komende
de uitmonstermgskleur en de kleur van het metaal der knoopen enz
overeen met hetgeen is vastgesteld voor de officieren van hun wapen
of dienstvak.