Oesterk. Mil. Zeitschrift.
465
Wij gelooven niet mis te grijpen, wanneer wij voorspellen, dat in de
gevechten der toekomst, het tirailleurvuur uitzondering, het schieten op
commando (salvo's) regel zal zijn.
Het onderhoud van sodatenhanden.
Hoe menigmaal ziet men niet de soldaten, bij voorbeeld onmiddellijk
vóór eene inspectie, hunne door allerlei arbeid zwart geworden handen
in smetteloos witte handschoenen steken! De geheele uitrusting blinkt
van zindelijkheid, geen stofje op de jas. Geen aanmerking valt te maken,
tevredenheidsbetuiging van den chef, die de inspectie houdt.
Maar wat zou die chef gezien hebben, wanneer hij hun de sneeuwwitte
handschoenen had laten uittrekken!
Hij onthield zich echter daarvan; wel wetende hoe de zaken stonden,
stelde hij zich met het uiterlijke tevreden.
Men zal zich afvragen, waarom een militair met zulk een kranig uiter
lijk zich de handen niet wascht, vóór hij zijne handschoenen aantrekt?
Maar, wie denkt, dat hij ze niet wascht, vergist zich. Hij beproeft
althans, het te doen. Maar hoe zou hij in den korten tijd, welke hem
voor dit reinigingsproces gelaten wordt, dat overigens als geheel over
bodig beschouwd wordt, hoe zou hij de zwarte sporen hebben kunnen
wegnemen van het smeer, waarmede hij met zijne vingers het leder van
zijn buikband, zijn geweerriem enz. heeft ingewreven, ten einde als een
net soldaat op de inspectie te verschijnen Een pond zeep en een liter
warm water zouden daarvoor niet voldoende geweest zijn.
Buiten de monstering, bij voorbeeld bij het exerceeren, was het eertijds
ten minste zelfs in den strengsten winter verboden, handschoenen aan
te trekken.
Dit zou voor de meesten dan ook bezwaarlijk zijn gegaan.
De manschappen hadden gedurende drie of vier maanden gebarsten en
bloedende winterhanden. Dat heette den soldaat harden.
De diensttijd duurde destijds zeven jaarwe spreken dus niet van gisteren.
En de meesten van deze beklagenswaardige soldaten hadden in den 7en
winter van hunnen diensttijd evenveel last van winterhanden, als in het
eerste jaar van de werving. Waren ze dan gehard?
Zoo is het gebleven tot op den huidigen dag, misschien met wat min
der gestrengheid. In den laatsten tijd is men te dezen aanzien wat toege-