466 vend geweest, eene toegevendheid, welke door eenige oudere officieren niet gaarne gezien werd. Maar onze arme soldaten hadden misschien wel niet zooveel van de kou te lijden als hunne groote voorgangers. Een vriend van den vooruitgang, de generaal M. Pouilloue de Saint Mars, bevelhebber van het twaalfde legerkorps, heeft onlangs voor de troepen, die onder zijn commando stonden, het dragen van handschoenen voorge schreven, maar niet van katoenen paradehandschoenen, doch van wollen handschoenen, bestemd de handen van de soldaten, jong en oud, tegen de vinnige kou te beschutten. De overwegingen, welke den achtenswaardigen generaal tot dit besluit hebben geleid, zijn opmerkelijk door hare juistheid. Door eene vreemde tegenstrijdigheid, zegt hij, let men niet op de han den der soldaten. Ze zijn onzindelijk, stijf, vereelt en ontveld; hunne nagels zijn slecht geknipt of afgetrokken en 's winters zijn ze dikwijls verstijfd door de koude en pijnlijk ten gevolge der kloven. Men eischt van de soldaten evenwel vlugheid en lenigheid der handen, vooral om het fijne samenstel der wapenen in werking te brengen. Yerder spreekt hij van het belang dat men er bij heeft, om dit lichaams deel, waarvan de bouw zoo bewonderenswaardig is en waarvan zonder op- houdeD, de onmisbare en meest verschillende diensten bij alle bedrijven van het militaire leven gevorderd worden, te onderhouden en te verfraaien. Het doel van den wollen handschoen is, de hand warm te houden en haar bijgevolg lenigheid en vlugheid te geven. Hij is dus van groot nut bij al de oefeningen en de hanteering der wapenen. Bij de wandeltenue staat het al of niet dragen van den wollen hand schoen vrij, met uitdrukkelijk verbod, de handen in de zakken te steken en vooral niet in de achterzakken van de kapotjas. Hulde aan den ervaren, tevens menschlievenden generaal, die het be lachelijke er van heeft ingezien, den soldaat witte, grove en weinig doel matige handschoenen te verstrekken, die hij slechts Zondags en bij de oefeningen mag dragen en hem 's winters in de strengste vorst met bloote handen te laten loopen. Laten wij ten slotte den wensch uiten, dat de minister van oorlog, ten spijt van de banale tegenwerpingen, die men kan verwachten, dezen maatregel, dien wij aan het initiatief van den commandant van het 12e legerkorps te danken hebben, op het geheele leger zal laten toepassen. Spectateur Militaire

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 481