480 rugtocht waarbij energiek handelen door de onderbevelhebbers op den voorgrond staat. Verder kunnen daarbij de regels gegeven worden die betrekking hebben op de onverhoedsche aanvallen, de verrassingen en het nachtgevecht. De regels voor het laatste kunnen gegeven worden naar het voorbeeld van de Duitsche en Engelsche voorschriften. In het Duitsche wordt b. v. gezegd, dat de beteekenis van ter- reinvoorwerpen in de duisternis zeer verandert en dat het niet mo gelijk is in den donker een gericht vuur op beslissende punten te richten. Aanvallende bewegingen kunnen alleen plaats hebben over korte afstanden en binnen enge ruimten; verandering van marschrichting is daarbij onmogelijk. Daarom geschiedt de aanval het best in compagniescolonnes naast of achter elkaar, met of zonder eenige vurende manschappen voor het front; alsdan kan men of spoedig een hevig vuurgevecht beginnen of tot den bajonetaanval overgaan. Bij de verdediging geschiedt de afwering in de stelling onder een hevig vuur in des daags aangegeven richtingen; nevenstaande troepen belmoren zelf verrassend in de flank van de aanvallende troepen op te treden. Het Engelsche voorschrift is zeer uitgebreid op het punt van nachtgevechten; het bevat daaromtrent niet minder dan 20 bladzijden en neemt o. a. ook de nachtmarschen in de beschouwingen op. Het vestigt vooral de aandacht op het noodzakelijke om de troe pen goed in het nachtgevecht te oefenen en op de algeheele verande ring van de waarde der terreinvoorwerpen gedurende den nacht, waardoor eene hindernis, die men over dag onbemerkt passeert, des nachts zeer bezwarend kan worden. Het zegt, dat aan elk nachtgevecht een nachtmarsch voorafgaat en dat de slag al half gewonnen is als de troepen ordelijk voor de vijandelijke stelling komen. Een macht van 1000 man maakt des nachts niet meer dan 25 M. in de minuut over het terrein buiten de wegen. De bevelhebber moet de voor- en nadeelen van den nachtelijken

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 495