508
eisch, dat de brug 100 KG. per M. moet kunnen dragen. Als
bruggedek voor een infanterieloopbrug voldoet zeer goed de z. g.
bamboe kreebrug, een vlechtwerk van bamboe tusschen ijzerdraden,
dat slechts 2 KG. per M. weegt. Voor cavalerieloopbruggen is
een aaneensluitend dek van halve bamboe noodig.
Uit den aard der zaak worden aan de oevers eenvoudige land-
hoofden gemaakt en zoo de aard van den rivierbodem zulks toelaat
palen ingeslagen om daaraan een touw bij wijze van leuning te be
vestigen.
Bij stilstaand water kan het uitbrengen van de drijvers van den
oever uit plaats hebben:
de verbinding van de drijvers heeft dan alleen plaats doormiddel
van de daarop geplaatste liggers.
Bij weinig snelstroomende rivieren kan men eene zelfde methode
toepassen en de drijvers verbinden aan in den bodem geslagen staken.
Is dit laatste niet mogelijk of de stroom te sterk, dan worden de
ondersteuningen telkens twee aan twee tot een vak verbonden en in de
bi ug gevaren. Daar worden zij aan ankers vastgelegd dan wel aan een
van te voren gespannen kabel verbondenhet verdient onder die
omstandigheden aanbeveling, om aan de drijvers driehoekige koppen
van planken te maken, waardoor de stroom minder vat op hen heeft.
De drijvers zijn ook met succes gebruikt voor de vervaardiging
van vlotten en veerponten.
Het aantal voor een vlot benoodigde drijvers hangt natuurlijk af
van de te vervoeren lasten; er zijn op deze wijze zelfs vlotten ver
vaardigd met een draagvermogen van meer dan 13000 KG.
Yoor een veerpont worden twee drijvers gekoppeld en van een
licht dek voorzien; op de voorzijde van de drijvers, waartegen drie
hoekige koppen zijn aangebracht, wordt een anker balk gelegd. Een
ankertouw wordt vastgemaakt in het midden van een over de rivier
gespannen kabel of aan een geschikt punt op den oever en is onge
veer li/2 maal zoolang als de breedte van de rivier bedraagtnabij
de pont is het ankertouw in tweeën gesplitst en elk der uiteinden
aan een drijver bevestigd.
Door laatstgenoemde touwen op doelmatige wijze in te korten of