520
slag stukrijders die Engelsch-IndischeJammer dat wij het met Java
nen moeten doen en dat zelfs hun taai geduld niet tegen den geest
van tegenwerking en passief verzet der muildieren is opgewassen.
Zonder eenigen twijfel is het stelsel om muildieren zachtzinnig te
behandelen en door overreding te brengen tot wat men verlangt, in
principe uitmuntend. Geen categorie van menschen heeft meer te
maken met weerspannigheid en verzet der muildieren dan de paar
denartsen, bij de behandeling van het zeer groot getal pijnlijke
drukkingen. Ik spreek dus met eenig recht, vooral wijl ik er niet
afkeerig van ben, zelf de handen uit te steken, en ik weet zeer
goed, dat men soms door geduld en vooral door praten meer bij deze
dieren gedaan krijgt dan door straffen; ook erger ik mij herhaaldelijk aan
verregaande ruwheid bij de behandeling der muildieren door stukrijders,
in de eerste plaats aan het rukken in den mond, hetzij met den teugel
betzij met een longe van den halsband welke door een oog van de
trens wordt getrokken, en evenzoo aan het dom en kinderachtig jagen
van losgeraakte muildieren, maar toch moet ik erkennen dat, wilde men
stelselmatig in de batterij de muildieren behandelen gelijk dat in het
Engelsch-Indisch leger heet te geschieden, men dan bij de bergar-
tillerie steeds zooveel tijd zou moeten hebben als de traditioneel luie
ezeldrijvers in Spanje en dergelijke landen van een meer dan twij-
felachtigen vooruitgang.
Als bewijs van de ontwikkeling der muildieren vestig ik hier nog
even de aandacht op het feit dat, waar men in Spanje met muildier
bespanningen voor reiswagens rijdt en wel in snelle gangen op
gevaarlijke berghellingen, het besturen ongeveer alléén geschiedt door
aanroepen der namen.
Hog veel meer dan bij paarden is het zaak, zoo eenigszins mogelijk,
den stukrijders steeds dezelfde muildieren te laten behoudenin hooge
mate leeren zij elkander kennen, wat zeer bevorderlijk is voor de
volgzaamheid (1).
(1) Ik verwonder mij er dikwijls over, ook bij de cavalerie, dat men zoo vaak de
paarden aan andere manschappen geeft, evenzeer als het bevreemdt te zien dat offi
cieren om den haverklap een anderen paardenjongen hebben. Ofschoon in mindere
mate dan een mensch hebben toch onloochenbaar paarden ook hun eigenaardigheden,
hun nukken, hun humeur en het is verstandig daarmede tot op zekere hoogte, e n