581
ook niet, dat onze vereenigiug van deu dag af, waarop het ré-aasu-
rantie-contract in werking treedt, als het ware in de kas der Maat
schappij een waarborgkapitaal heeft liggen van evenveel f 1000 als
de vereeniging leden telt, dat zal op dat oogenblik 1.300.000 zijn.
Ik schreef het reeds elders: niettegenstaande de N. I. L. en L.
M. winst moet behalen voor de aandeelhouders is hare contributie
lager dan die in het verworpen voorstel „met kapitaalvorming", waarbij
het kapitaal het eigendom der vereeniging is. En ook dit laatste
is van geen beteekenis. Yormt de vereeniging zelf kapitaal, dan
zal, indien zij te niet gaat, het aanwezige kapitaal onder de leden
verdeeld worden. In het contract met de maatschappij kan echter
worden opgenomen, dat als de vereeniging ontbonden wordt, de leden
toch ieder voor zich kunnen doorgaan met contribueeren om bij over
lijden de vastgestelde som van f 1000, voor hunue nalatenschap
uitgekeerd te krijgen. Doch die ontbinding kan nooit noodzakelijk
zijn; houdt de toetreding op, welnu de vereeniging blijft, totdat
het laatste lid is overleden, en ieder krijgt de f 1000, waarop hij
recht heeft; dit is juist het groote voordeel, dat ré-assurantie bij eene par
ticuliere maatschappij heeft boven de nieuw aangenomen regeling, waar
bij de vereeniging moet te niet gaan, kort nadat de toetreding ophoudt.
En zelfs, al zou bij ré-assurantie de vereeniging kunnen te niet
gaan, dan nog keert de maatschappij den leden eene zekere som van
haar reservekapitaal uit.
Op het tweede voorstel: Ik ben nog steeds voor eene contributie
regeling in den boezem der vereenigiug „naar vermogen" en wel
uitsluitend, omdat de jonge officiereu alsdan gemakkelijk kuunen
toetreden en de gepensionneerden en verlofgangers, in 't algemeen zij,
die het minst bezoldigd zijn, de geldelijke lasten van het lidmaatschap
zonder veel opoffering kuunen dragen. Men betaalt iets meer ia de
hoogere rangen, doch wordt daarvoor ruim schadeloos gesteld, zoodra
men het Leger verlaten heeft. Neemt men een normaal aantal van
55 sterfgevallen 'sjaars aan, dan zal bijv. een luitenant-kolonel der
infanterie per jaar 55 X 7S °/0 van f 750.— f 82.50, d. i.
6.88 's maands moeten storten, als gepensionneerde evenwel niet
meer dan 55 X >/5 7o van 32.08 of f 2.67 's maands
enz. Bij den tegenwoordigen toestand zou het zelfs niet wel doenlijk