540
Gezien de verdere stukken van den processe, zoo ter eerste in
stantie, als in appèl gediend
Overwegende dat de krijgsraad, op de gronden en motieven in het von
nis vermeld, terecht als wettigen overtuigend bewezen heeft aangenomen,
dat de beklaagde, thans appellant, op den len April 1892, des middags
omstreeks 33/4uur, in de keuken der Europeanen, den fuselier Koppen
gedreigd heeft met het deksel van zijn eetketel te zullen slaan, onder het
uiten der woorden: „Ik zal je Godverdomme voor je kop slaan";
dat de krijgsraad deze feiten gekwalificeerd heeft als insubordinatie
door woorden en gebaren, op grond dat de fuselier Koppen op dat
oogenblik dienstdoend korporaal planton keuken was en beklaagde,
thans appellant, wist dat Koppen die hoedanigheid had en dus op
dat oogenblik zijn meerdere was;
Overwegende dat bij art. 20 van het Reglement op den Inwendigen
dienst der Infanterie is bepaald, dat hij, die, bij ontstentenis of afwezig
heid van eenen meerdere in rang of graad, tijdelijk den dienst van dezen
waarneemt, gedurende dien tijd het gezag en de verantwoordelijkheid
van dien meerdere heeft, waaruit volgt dat, zoo werkelijk tijdens
het voorgevallene de fuselier Koppen op wettige wijze als dienstdoend
korporaal als planton keuken fungeerde, hij op dat oogenblik de
meerdere was van beklaagde, thans appellant, en het met woorden
of gebaren beleedigen of dreigen, door eenen fuselier tegen hem
gepleegd, valt binnen de omschrijving van art. 99 Cr. W.
Overwegende dat, volgens art. 110 van het genoemde Reglement op
den Inwendigen dienst, een planton keuken moet zijn korporaal en
volgens art. 22 van datzelfde Reglement de korporaal, indien dit nood
zakelijk is, in zijn dienst vervangen wordt door een soldaat, ter
keuze van zijn compagniescommandant;
dat nu het bewijs ontbreekt, dat Koppen toenmaals dienstdoend
korporaal en daartoe door zijnen compagniescommandant was aan
gewezen en dus bevoegd was als korporaal planton keuken te fun-
geeren, moetende veeleer het tegendeel worden aangenomen, nu uit
het gerechtelijk onderzoek gebleken is, dat te Palembang, waar de
door beklaagde, thans appellant, geincrimineerde feiten gepleegd
zijn aangezien het kader aldaar te klein is de dienst van plan
ton keuken meestal werd waargenomen door een fuselier en niet