542
geschiktheid; het is dus van het grootste belang te weten aan wel
ke personen zij, op poene van straf, verschuldigd zijn.
Te vergeefs zoekt men in het C. W. of in de Indische huishoude
lijke militaire voorschriften naar eene duidelijke bepaling der verhou
ding van een meerdere tot een mindere.
Het C. Wbedient zich nu eens van de uitdrukking meerdere in rang
dan weêr van superieuren ook nog van „hijdie boven hem gesteld is"
Uit de onderlinge vergelijking van de art. 80, 95 en 96 C. W. en
1 en 3 R, K. blijkt echter, dat al die uitdrukkingen dezelfde
beteekenis hebben en daarmede bedoeld wordt de verhouding van
ondergeschiktheid tusschen een mindere en een meerdere in rang.
Die verhouding, zegt de Hoogleeraar Mr. H. van der Hoeven (1),
openbaart zich in het recht van den eenen, om aan den anderen,
in of naar aanleiding van dienstaangelegenheden, bevelen te geven of
van hem gehoorzaamheid daaraan te vorderen.
Er behoort derhalve te worden aangenomen, dat door het woord
subordinatiede wetgever bedoeld heeft de verhouding van onder
geschiktheid van eiken minderen militair
1°. tot een hoogeren in graad, d. i. tot dengene, die op de hiërar
chische ladder een of meerdere sporten hooger staat;
2°. tot hem, die, hoewel geen hoogeren graad bekleedende, krach
tens beschikking van het bevoegd gezag, tijdelijk het bevel over
rangsgelijken voert.
De meerderheid voortspruitende uit het feitelijk bezit van een
hoogeren graad, zooals b. v. die van den korporaal tegenover den
soldaat, is onafscheidelijk van den persoon. Zij blijft voortdurend en
onafgebroken bestaan zoolang de hoogere graad wordt bekleed.
Yan daar, dat de ondergeschiktheid van den mindere tegenover
zijn meerdere niet alleen in, maar ook buiten dienst, en zelfs ook
in de ziekenzaal onder de verpleegden bestaat.
Alleen ten opzichte der gehoorzaamheid is door de wet eenige
restrictie gemaakt; deze mag slechts worden gevorderd en is alleen
verplichtend te achten: in den dienst. (Art. 80 C. W.)
(1) Memorie van toelichting =p het Ontwerp-Wetboek van militair strafrecht voor
Nederland, 1889.