544
Het bezit van het commando stelt echter slechts een relatieven
hoogeren rang daar, n.l. speciaal en uitsluitend boven de tot het
commando behoorende rangsgelijken van den bevelvoerder. Verder
strekt de tijdelijke meerderheid zich niet uit.
Hetzelfde beginsel vindt men ook uitgedrukt in art. 20 van het
Reglement op den Inwendigen dienst der Infanterie, waarbij bepaald
is, dat hij, die bij ontstentenis of afwezigheid van een meedere in
rang of graad, tijdelijk den dienst van dezen waarneemt, gedurende
dien tijd, het gezag en de verantwoordelijkheid van dien meerdere heeft.
De waarnemer van den hoogeren rang is dus in dat geval ook de
meerdere van zijn rangsgelijken.
Daaruit volgt ook dat zelfs een soldaat die in de opklimmende
reeks van graden niemand onder zich en dus geen rang heeft
geroepen kan worden om gezag uit te oefenen, n.l. wanneer hij den
dienst van korporaal verricht.
Onder eene voorwaarde evenwel welke trouwens ook geldt voor
aile gevallen voorzien bij art. 20 R. I. D. n.l. deze, dat hij werke
lijk, op wettelijke wijze, d.i. door de bevoegde autoriteit, is aange
wezen om een korporaal in zijn dienst te vervangen.
Voldoende is het dus niet, dat hem tijdelijk eenige dienstver
richting wordt opgedragen, welke, in den regel, tot den werkkring
van een korporaal behoortom het gezag van korporaal te kunnen
doen gelden, om aanspraak te mogen maken op de bijzondere aan
het bezit van eenigen militairen graad verknochte bescherming, zal
hij uitdrukkelijk als dienstdoende korporaal door zijn compagnies
commandant moeten zijn aangewezenovereenkomstig art. 22 R.I.D.
Dit laatste leert ons de hier medegedeelde rechterlijke beslissing.
Ten einde vrijspraken als de onderwerpelijke te voorkomen, ver
dient het aanbeveling om telkens wanneer eenig militair belast wordt
met den dienst van een hoogeren rang of graad, de opdracht schriftelijk
te doen geschieden door de in art. 22 en volg. R. I. D. aangewe
zen autoriteiten en eventueel het bewijs daarvan ten processe over
te leggen.
Doch niet alleen in de gevallen, waar, bij gelijkheid van rang, de
eene hetzij krachtens zijne betrekking van bevelvoerend militair, hetzij