04 derland, hoewel dit laatste in omstandigheden kan komen dat het zelf al dit oorlogsmaterieel behoeft; ook is het mogelijk dat het Suez- kanaal wordt geblokkeerd of dat het Britsche eskader in Oost-Indië de heerschappij in de Oostelijke zeeën verliest. Het is dan ook bepaald noodig, dat Indië zelf kan beschikken over wapen- en oorlogs- fabrieken. Een ander nadeel bestaat in de verschillende spoor breedte van het Indische spoorwegnet en in de groote afhankelijk heid, waarin men ook in dit opzicht van het moederland verkeert. Ijzersmelterijen en dergelijke inrichtingen vindt men er niet, behalve één te Jumalpar, die behoort tot de East India Railway Company, zoodat indien eventueel de verbinding met Engeland verbroken is Britsch-Indië in dit opzicht in groote verlegenheid zal verkeeren. Ook de sterkte van het Britsch-Indische leger wordt door vele militaire autoriteiten onvoldoende geoordeeld De opperbevelhebber in Britsch-Indië zelf acht een vermeerdering van 20000 man hoogst noodzakelijk. Bovendien staat van dit leger slechts de helft onder de orders van dezen chef, want buiten hem en de commandeerende generaals te Madras en Bombay om, staan 12 bataljons, 6 regimenten cavalerie en 4 batterijen, benevens 25000 man Inlandsche troepen onder het onmiddellijk bevel van den Staatssecretaris voor Buitenlandsche Zaken. Ook bezit het Inlandsche leger geen behoorlijke indeeling in regimenten en ontbreken er vele officieren. De circa 190 mijl lange Westelijke grens van Britsch-Indië volgt van af de Indusmonding tot den Khaiberpas hoofdzakelijk do Oostelijke helling van het Oost-Suleimangebergte. In het Zuiden wordt zij van af de zee tot aan Quetta, op welke hoogte de grens zich meer in de richting van Kandahar naar het Westen buigt, door de 50 mijl breede Mekranwoestijn tegen eiken aanval beschermd, zoodat voor een offensief slechts het Noordelijk gedeelte van af Quetta tot aan den Khaiberpas in aanmerking kan komen. Hoewel in het bergterrein tusschen Quetta en Kandahar eenige passen worden aangetroffen, o.a. de Bolanpas, zullen zooals reeds vroeger gemeld werd sterke troepenafdeelingen, die hier een doortocht willen beproeven, op groote moeielijkheden stuiten. In het Suleiman- o

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 73