188
ontwikkeling, die ik kier eiken dag aanschouw. We kunnen ons leger
tot dezelfde getalsterkte opvoeren als het Duitsche, ook de opleiding kan
even volmaakt zijn als bij onze naburen. Maar waarin ik vrees, dat wij
den Duitscher nooit zullen evenaren is in de ondergeschiktheid en de
zelfverloochening, waarvan de hierboven bedoelde soldaat zulk een tref
fend staaltje gaf.
Ik geloof dat ook ik buiten mij zei ven zou zijn geraakt als ik een
onzer soldaten zoo door een superieur had zien mishandelen, maar toch
ik weet niet wat ik er voor zou hebben over gehad, als ik hem
had hooren antwoorden „wat wilt ge, dat hoort nu eenmaal tot de discipline."
Maar, oh hemel, wat zou zoo'n man zich daardoor bij ons de verachting
van zijn kameraden op den hals hebben gehaald, wat zou men den slaaf
met voeten getreden hebben, die zich zoo in zijne menschelijke waardigheid
liet kwetsen. Wij zijn immers vrije lieden en toonen dat gaarne bij
elke gelegenheid.
Tot zooverre de correspondent van „les Debats."
Het vorenstaande duidt wel aan, hoe diep de afgrond is, die de
Duitsche militaire zeden van de onze scheidt. Wij zijn ongedisciplineerd.
De Fransche soldaat is nooit zoo onderworpen geweest als zijn Germaansche
wapenbroeder en zal dat ook nooit worden. Hij zou zich liever laten
doodschieten dan zich te doen welgevallen wat de hierboven genoemde
Duitsche militair voor goede munt opnam.
L'avenir Militaire.
Vereeniging tot onderlinge assurantie van
Officiersrijpaarden.
De jaarlijksehe algemeene vergadering (art. 6 v. h. Regl.) werd 29
Januari 1894 gehouden.
De notulen van de vorige vergadering werden goedgekeurd en gear
resteerd.
Het Bestuur bracht verslag uit over den toestand der Yereeniging.
Ultimo 1893 waren ingeschreven 235 paarden tegen 231 ultimo 1892.
In 1893 moest 9 maal gecontribueerd worden.
1 l6 Luit adj. Bueninck per paard f 1.10
2 Maj. Inf. Wilken 1,10
3 Luit. Kol. Inf. ter Beek 1.18
4 le Luit. adj. Bodeheijer 1.13