457 schrift gebruik om zijne kameraden met zijne meerdere ervaring en slimheid voor te lichten. Een Kapitein. Toelichting op het opstel getiteld de cavalerie voor Kota-Toeankoe op den 26sten Juli 1889. Op blz. 308 van de 3de aflevering van dit tijdschrift van dezen jaargang schreven wij in een noot: „Wij geven deze indeeling nauwkeurig aan, om den kameraden „van de andere wapens te doen zien, achter welke breedtestrook „iedere colonne door cavalerie voorafgegaan, kan marcheeren, bevei ligd tegen „een hevig en onverwacht vuur en plotselingen kle- „waugaanval." Op genoemde bladzijde gaven wij wel de indeeling van de cava lerie aan, doch zagen over het hoofd de breedtestrook nauwkeurig aan te geven, zoodat wij deze hieronder laten volgen. Zoodra de doorzoekingspatrouilles uitzwermen, lossen deze zich op en nemen de ruiters onderling 100 M. tusschenruimte. Meer dan 100 M. mag nimmer genomen worden, wel minder, daar, als de aard en de plantengroei het uitzicht bemoeielijken, de verbinding een meer aaneensluiten naar de zijde van de spits eischt. Na het uitzwermen heeft men dus rechts en links van de spits een front breedte van 300 .M. De linker ruiter van de rechter- en de rechter ruiter van de linker doorzoekingspatrouille nemen 100 M. tusschen ruimte van de spits, zoodat een frontbreedte van 800 M. door zocht wordt. Komt men op open terrein, b. v. met hooge alang-alang of met laag opgaand hout begroeid dan nemen de beide ruiters van de spits ook 100 M. tusschenruimte, zoodat in dit geval de frontbreedte 900 M. bedraagt. De ruiters van de rechter- en van de linker doorzoekingspatrouille zijn belast met de verkenning van de terreinvoorwerpen voor haar front gelegen, de spits met de terreinvoorwerpen op en in do on middellijke nabijheid van den weg, dien zij te volgen heeft.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 472