INFANTERIE BESPIEGELINGEN. Gaat men na wat tegenwoordig van den Indisohen infanterist ge vergd wordt, om hem geschikt te kunnen noemen voor een flink, bruikbaar veldsoldaat, dan lijdt het geen twijfel of men komt tot de overtuiging dat voortdurend de aandacht gevestigd moet zijn op de oefening en opleiding van den troep. Om vau nog veel andere zaken niet te spreken, moet de infante rist, zal hij aan zijne roeping voldoen, l°goed kunnen eten; 2° goed kunnen schieten; 3° goed kunnen marcheeren; 4° goed bedreven zijn in het gebruik van zijn geweer als stootwapen. Gedachtig aan het bekende: „pour établir une armée, il faut com- „mencer par le ventre; c'est la base et le fondement de toutes les „opérations", plaatsten wij de maag bovenaandeze verdient al onze aandacht en zorg. Sub 2, 3 en 4 noemden wij schieten, marcheeren en bajonetvechten. Dit alles eischt oefening, veel oefening. Nu het waarschijnlijk misschien zeker is dat de infanterie bin nen een nog niet te bepalen aantal jaren, gewapend zal zijn met een geweer fin-de-siècle en dus het S. Y. herzien zal moeten worden, vleien wij ons met de hoop dat in de toekomst meer werk zal wor den gemaakt van het juistheidsschot en de opleiding van (wezen lijke) scherpschutters, dan thans het geval is. Om ons doel zoo goed mogelijk te bereiken, behoeven wij tijd en de week telt nu eenmaal slechts zes werkdagen; nooit meer, wel eens minder. Zooveel dit mogelijk is, moet er naar gestreefd worden den in fanterist niet dan om de noodzakelijkste redenen aan de oefeningen te onttrekken. Onze grootste vijand is de garnizoensdienst, die voor een goed deel moet beschouwd worden als een noodzakelijk kwaad en dus tot de kleinst mogelijke afmetingen moet worden teruggebracht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 565