97 Wanneer door langdurig wasschen (verweeken) gepaard met afknip pen der haren, de huid bloot komt, ziet men bij een muildier (met een drukking van een graad waarmede men ze gewoonlijk ziek meldt) eenige roode verheven plekken, afwisselende van de grootte van een kwartje tot een rijksdaalder, maar meestal langwerpigzelden is een plek zoo groot als een luciferdoosje, de grootste lengte ligt meestal evenwijdig met de wervelkolom. Tusschen en om deze grootere plekken ziet men talrijke kleine en zeer kleine roode verheven punten, pukkels zou men ze kunnen noemen. De groote plekken zijn circa 3 millimeter boven het niveau der gezonde huid verheven en niet ho mogeen van oppervlak, maar korrelig als sagrijnleder. Dit vindt zijn oorsprong in de ontsteking van talrijke huidpapillen op een beperkt oppervlak met medeaandoening van de tusschenliggende elementen, terwijl de pukkels als ontsteking met woekering van even zooveel geïsoleerde papillen zijn op te vatten. Het gebeurt bij dieren, die voor een ander lijden onder behandeling worden gegeven, dat ik een eerste stadium der drukkingen vind. Ik heb er gezien nog zoo gering, dat men bij het strijken over de ribben nog pas even lichte hobbelingen voelde en reactie opwekte. Scheert men deze kaal, dan ziet men geen andere dan geïsoleerde pukkels die nog maar weinig verheven en flauw rose zijn. De verder gevorderde vertoonen op de zieke plaatsen een zuiver rose tint als een granuleerende wond. De lichte aandoeningen herinneren in voorkomen geheel aan de roode hand van den mensch, waarbij men zich dient te herinneren dat de meestal gepigmenteerde huid der dieren oorzaak is dat de oppervlakte tusschen de pukkels nooit dat gelijkmatig congestieve aanzien kan vertoonen als dat bij den mensch het geval is. Als regel is er geen huidversterf bij. Dat men in de periode, toen de stukrijders gestraft moesten worden en de officieren verwijten ont vingen wanneer de muildieren gedrukt waren, naar andere woorden zocht dan drukking om het lijden te signaleeren laat ik daar, maar dat had er sommigen van mijne collega's niet toe moeten brengen om een denartsen niet langer te noodzaken ziektebenamingen te gebruiken die meerendeels onjuist en verouderd zijn. Terwijl dat reglement dateert van 1890, stammen de meeste ziekte- benamingen uit een tijd toen de veeartsenijkundige wetenschap nog een ruwe empirie was.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 110