110 maar door onvoorziene omstandigheden niet is volbracht. Yan die opdracht is mij, voor zoover ik mij herinner, nooit iets bekend gewor den, maar dit belet niet dat ze wel zal hebben plaats gehad, want er gebeurde toen meer buiten het fonds om. Maar wel weet ik, dat in het midden van 1884 door den Legercommandant werd benoemd eene commissie van Generaal- en Hoofdofficieren, om een op te maken concept Reglement voor hec fonds in behandeling te nemen en om zich in verbinding te stellen met eenige financieele autoriteiten te Batavia, en dat ik aan een der leden dier commissie als mjjne ziens wijze heb medegedeeld, dat voor een afdoend rapport noodig was, een wetenschappelijk onderzoek naar den stand van het fonds, waarom trent ik wel wist mede te deelen, hoeveel het kapitaal bedroeg, dat zou vereischt worden, om de toen gebenificeerde weduwen en kinderen, totdat de laatste der rechthebbenden zou zijn verdwenen, te blijven betalen en hoeveel het voorhanden kapitaal van het fonds, en het te goed aan nog te betalen contributiën bedroegen, maar niet hoeveel de waarde was der loopende contributiën en ook niet hoeveel de aanspraken van de toenmalige deelhebbers vertegenwoordigden. Ik gaf daarom in overweging, dit door den bij de Indische Levensverzeke ring- en Lijfrente Maatschappij werkzamen deskundige te doen onder zoeken en had daarover met den Heer Douwes Dekker, directeur van die Maatschappij verschillende besprekingen, waarbij, wanneer ik mij niet vergis, zelfs het bedrag van het honorarium, dat aan dien deskundige voor zijn arbeid zou moeten te beurt vallen, genoemd werd. In het eindrapport van die commissie is dan ook, dit herin ner ik mij zeer goed, van de noodzakelijkheid van zoodanige taxatie melding gemaakt, maar in een later schrijven, zeer zeker van de Algemeene Rekenkamer, want Financiën zal niet zoo inconsequent zijn geweest om in tegenspraak te komen met haar eigen voorstel, zijn tegen eene taxatie zoovele bezwaren aangevoerd, dat ze bijna gelijk stonden met het geven van advies tot afwijzing. Zeker is het overigens, dat al waren Legerbestuur en Departement van Financiën het over de noodzakelijkheid van eene taxatie door deskundigen eens, de Heeren Bergsma en Hoorweg zelfs niet be gonnen zijn met het volvoeren der hun gedane opdracht. Daartoe zouden zij toen gegevens van het fonds hebben noodig gehad en die

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 123