113
overweging genomen, in hoeverre eene verhooging van contributie in
het belang van het fonds weder noodig zou zijn. En nu behoeft
men slechts te overwegen dat, ware het oorspronkelijke voorstel der
directie doorgegaan, het actief van het fonds reeds in 1882 meer
dan 2| millioen gulden grooter zou zijn geweest, dan toen werkelijk
het geval was, om te kunnen nagaan hoeveel 's fonds voorstel van
dat van den Minister verschilde. Nog meer was dit het geval met
het voorstel, zooals dat door de Indische Regeering gewijzigd werd.
Immers heeft eene in 1886 bij het Departement van Oorlog plaats
gehad hebbende berekening geleerd, dat, was dat gewijzigde voor
stel doorgegaan, 's fonds kapitaal bij het einde van 1882 zou bedra
gen hebben ruim f 5.448.600 en bij het einde van 1895 ruim f 6.000000,
dat er dus zelfs nu nog geene bezorgdheid had behoeven te bestaan,
en ook nog geene subsidiën zouden zijn noodig geweest, terwijl, mocht
de noodzakelijkheid tot het aanspreken van 's fonds kapitaal einde
lijk aanbreken, dit veel langer weerstand zou kunnen bieden. Toch
meent de Heer Dr. de Roo, dat de directie voor het nemen van het
rampspoedige besluit van 1 Januari 1862 niet minder verantwoorde
lijk is dan de Regeering. Waarom Omdat zij geene ernstige bezwaren
tegen het voornemen tot het nemen van dat besluit heeft ingebracht.
Wat zou het haar geholpen hebben? Maar bovendien, zij vereenigde
zich niet met dat voorstel, maar gaf in overweging voorshands haar
door de Indische Regeering met eenige wijzigingen overgenomen
voorstel, aan de goedkeuring des Konings te onderwerpen, om wanneer
later mocht blijken, dat eene verdere vermindering der contributie
noodig was, zoo noodig op de voorstellen van den Minister terug te
komen. Aan die voorstellen schonk zij dus geen adheasie, en een
zeker wantrouwen in den goeden uitslag straalt duidelijk in haar
advies door. Wat wil de Heer Dr. de Roo meer? Dat zij onmiddel
lijk de pernicieuse werking, die het medegaan met 's Ministers denkbeeld
in de toekomst zou hebben, had ingezien en blootgelegd? Hoe
was dit van haar te verwachten, daar waar de Minister, die toch
zeker over bekwame deskundigen beschikte, die gevolgen niet voorzag.
Maar zij raadde voorshands aan tot het invoeren van haar stelsel, om
wanneer dit gunstige resultaten opleverde, terug te komen op die
van den Minister. Was dat op haar toenmalig standpunt niet genoeg?