127
alleen bewapend met speer en pijl en boog. De amazonen bezaten
vuursteenkarabijnen en breede messen, die zij zeer handig wisten te
hanteeren. Ruiterij bestond niet en wat het geschut betrof, hiervan
bezat men slechts 6 oude vuurmonden.
Men zegt dat in den laatsten tijd vreemde kooplieden aan Daho
mey moderne achterlaadgeweren en zelfs Kruppkanonnen hebben
geleverd.
Het Dahomeysche leger werd hoofdzakelijk geoefend in den aan
val. De troepen rukten in sterke gesloten colonnes voorwaarts, doch
in de nabijheid des vijands loste men zich op in een dichte tirail
leurlinie. Op oordeelkundige wijze van het terrein gebruik makende,
naderde de linie zoo gedekt mogelijk en stortte zich vervolgens met
onstuimig geweld op den vijand. Slaagde de aanval, dan werd een
vreeselijk bloedbad aangericht, doch in het tegenovergestelde geval
verdwenen de Dahomeyers even snel en ongemerkt als zij gekomen
waren. Enkele goede schutters klommen in palmboomen of namen
stelling in droge sloten en gaven van daaruit goedgericht vuur op
den vijand.
Steunpunten en operatieplan der Franschen.
Voor den oorlog bezat Frankrijk 2 steunpunten: Kotonu en Porte
lt ovo. In 1890 was Kotonu door de Franschen versterkt. Eene
palissadeering van af de zee tot het Denham meer met voorgelegen
gracht en kunstmatig aangebrachte hindernissen, diende tot verdedi
ging aan de Noordwestzijde, de eenig mogelijke aanvalsrichting. Het
voorterrein was opgeruimd. De verdedigingslijn, die door het vuur
der oorlogsschepen van uit zee en het Denham meer geflankeerd kon
worden, vormde met het kanaal van Kotonu en de kust een gelijk-
zijdigen driehoek. Deze laatste bevatte 2 forten en een verhoogde
batterij, bewapend met vier 4 centimeters, twee revolverkanonnen en
twee. 8 centimeters. Aan de kust van Kotonu vindt men een in
1889 herstelde landingsbrug. Zij is gebouwd van stalen staven en
heeft een breedte van 4 en een lengte van 230 Meter. Bij de ont
scheping van troepen en materieel heeft deze brug den Franschen
goede diensten bewezen.
Porto-Novo, de hoofdstad van het negerrijk van denzelfden naam
Dl. II, 1894. 9