129
Infanterie.
Marine-infanterie
1 Bat. Vreemden-legioen
1 Haussa-tirailleurs
Senegal-tirailleurs
Senegal-vrij willigers
3 Comp. 10 off. 451 man
4 22 t 800
3 13 574
7 22 881
3 8 430 v
20 Comp. 75 off. 3136 man.
Cavalerie.
1 Eskadron Senegal Spahis
1 vrijwillige Spahis..
Artillerie.
1 Bergbatterij van 8 cM
Genie.
Detachement
2 off. 60 man.
7 off. 223 man.
8 off. 225 man.
Totaal92 off. 3654 man.
Van deze troepenmacht moesten 4^- comp. Senegal-tirailleurs en
2 comp. Haussa-tirailleurs achterblijven tot bezetting van Kotonu,
Porto-Novo en Grand-Popo, zoodat het eigenlijke expeditiekorps 3000
man sterk was. De troepen droegen de uitrusting der tropen, de
infanteristen alleen wapens en munitie (150 patronen per man), de
bagage werd door inboorlingen gedragen. De bevriende Inlandsche
stammen leverden een korps dragers van 4000 man.
De marine telde1 kruiser, 3 raderaviso's en 5 stoomkanonneer-
booten, waarvan 4 niet diepgaande bestemd waren voor de binnen
wateren. Bovendien waren 40 pirogen (Inlandsche vaartuigen) in
dienst gesteld, waarvan enkele 100 man konden bevatten. Aan het
hoofd van de expeditie stond kolonel Dodds, een kundig officier, die
bijna zijn geheelen diensttijd in de koloniën had doorgebracht. Den
31en Mei kwam hij te Porto-Novo aan.
Intusschen was het Dahomeysche leger in 4 afdeelingen de Pransche
steunpunten genaderd en breidde het zich uit langs het Denham
meer tusschen Kotonu en Porto-Novo, teneinde de verbinding tusschen
deze plaatsen te bemoeielijken.
Gesteund dooreen kanonneerboot, slaagde de zwakke bezetting erin zich
staande te houden en zelfs den vijand het te dicht opdringen te beletten.