3 te nemen dat padistroo, als haksel met de gewasschen gabah gemengd,, niet dezelfde werking zou hebben. Maar voor zoover ik weet, gebeurt het in Indië nergens op die manier. Men voêrt haksel alléén óf lang stroohet doel wordt zoodoende niet of zeer onvoldoende bereikt. In de eerste plaats mist men het beter kauwen en dus beter inspeekselen van de gabah wat van enorme beteekenis is voor vertering van koolhydraten, ten tweede zal, wanneer het stroo vóór of na de gabah wordt gevoerd, de prikkeling er door op den darmwand teweeggebracht, niet of slechts gedeeltelijk samen vallen met het verteringsproces van de gabah waarom het toch te doen is. Wil men dus per se waar het te krijgen is, den muildieren stroo bijvoeren, men doe het dan steeds in den vorm van haksel, 't welk vóór het voêren gemengd wordt met de gewasschen gabah, en dan is 1^ KGf. stroo per dag genoeg. Het argument dat men muildieren dikwijls vrijwillig stroo en atap heeft zien eten, moest men niet aanvoeren als motief om hen als algemeene maatregel stroo te verstrekken als voedsel. Ze eten ook (wanneer men de neiging van het muildier om op alles te knabbelen althans, „eten" wil noemen), draagbokken, lederen tuigdeelen, houten geverfde schuttingen, evenals wel te verstaan kinderen nagels, potlooden en penhouders eten en jonge honden sloffen. Dat in de rations der muildieren van andere legers dikwijls stroo voorkomt (zie het reeds aangehaalde artikel in de V. A. Bladen) bewijst mijns inziens nog niet dat het noodig of zelfs maar zeer gewenscht is het ook te geven daar waar men den dieren een voldoende hoeveelheid gras kan voêren. Dat in het Fransche leger, waar men over een zeer groote en langjarige ervaring in zake muildieren beschikt, in het vredesration geen stroo voorkomt, vindt toch zeker niet zijn grond in gemis aan stroo in Frankrijk; maar dat het in het oorlogsration optreedt tot een quantum van 2 Kilogram laat zich ongedwongen aldus verklaren dat men te velde oneindig makkelijker en vaker stroo kan krijgen dan goed hooi en gelukkig kan men daar nu van gebruik maken door het vermogen dat het muildier bezit van cellulose om te zetten in suiker. Deze beschouwing moet mijns inziens ook de verklaring zijn dat men in de Krim, in Amerika, in Zuid-Afrika, op Cyprus, in Indië en te Soeakim (zie het zelfde artikel V. A. BI.)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 14