136
broeder Diodorus bij de Atheensehe ruiterij diende en in den veldslag
bij Mantinea (362 v. Chr.) een eervolleD ruiterdood stierf; of einde
lijk aan den werkelijken ruiteroverste Cephisodorus, bij wiens cava-
lerieaanval Gryllus is gebleven.
Hoe het ook zij, van belang is dit niet, en is het ons natuurlijk
slechts om den inhoud te doen. Bekend is het, hoe, na de overwin
ning van Konou bij Knidus (394 v. Chr.), het democratisch regeerings-
stelsel al heel spoedig weder in zijne oude gebreken en misbruiken
verviel, zelfs de wanorde nog erger werd dan vroeger, doordat de
oudvaderlijke tucht en zeden bijna geheel verdwenen waren, het volk
zijne van oudsher beroemde deugden en werkdadige kracht meer
en meer verwaarloosd had, en in plaats van zelf de wapens te voeren,
er de voorkeur aan gaf te huis te blijven, zich door fondsen uit de
staatskas te laten betalen en slechts feesten vierde, terwijl het de
oorlogen, zoo goed en zoo kwaad als het ging, door gehuurde benden
liet voeren. Voornamelijk waren het echter de jonge mannen der
hoogere en rijkste standen, die het hart der patriotten met bange
zorg voor de toekomst van het vaderland moesten vervullen. De
ridderlijke geest der voorvaders was van hen geweken; echte mode
gekken en met adellijken overmoed brachten zij hun leven door met
dobbelspel, drinkgelagen en andere ongepaste verstrooiingen en veel
beteekenend laat Lysias Mantitheus van hen gewagen als van menschen,
die slechts lispelen en fijn gekleed gaan ook Aristophanus schildert hen
af als ridders, die zeer bezorgd zijn voor hunne mooie kleeding.
Het is daarom niet te verwonderen, dat, als het er op aan kwam,
zij zich aan den ruiterdienst zochten te onttrekken, zoodat het zeer
moeielijk was in Athene de cavalerie in haar normalen toestand te houden;
zij zochten wel alle hyppiarcheu- en phylarchenplaatsen machtig te wor
den, minder om aanzien en invloed, dan wel om de veelvuldige ge
legenheden, die er aan verbonden waren, om te paard prachtig uit
gedost bij feestelijke optochten te geuren.
Dit is misschien ook een reden geweest waarom Xenophon, op
raad van Agesilaus, zijn twee zonen te Sparta liet opvoeden, opdat
zij, zooals Plutarhus zegt, de hoogste aller wetenschappen mochten
leeren, n. 1. gehoorzamen en bevelen.
Het bevreemdt ons dan ook niet, dat bij de ouden het vaderlands-
j