139
den staat, van het bekleeden van de hoogste staatsambten zoude
uitgesloten zijn; de drie overige klassen, ofschoon eveneens naar haar
inkomen gerangschikt, verdeelde hij zoodanig, dat zij zooveel moge
lijk overeenkwamen met de oude indeeling in standen, zooals zij reed3
door Theseus waren gerangschikt. Het kan zijn, dat de herinnering
daaraan langzamerhand verloren ging, daar juist door Solon de oude
ongelijkheid der standen en de onderscheiding door staatsburgerlijke
rechten en eereposten verdwenen. Evenzoo kan het zijn, dat zelfs
lieden van de laagste klasse zich door vlijt en spaarzaamheid konden
opwerken tot eene plaats onder de ridders. Immers was het in het
begin geheel natuurlijk dat in een tijd, waarin handel en nijverheid min
der bloeiden en bijna het geheele vermogen uit grondeigendom bestond,
niet alleen de adel met die soort eigendommen den minderen man verre
overtrof, maar die eigendommen ook erfelijk bleven. Daar nu de vierde
klasse der Theten, die van handenarbeid leefden, geheel overeenkomstig
was met de Demiurgen, n.l. de handwerkers en daglooners, en de 3e klas
se der Zeugiten bijna woordelijk hetzelfde beteekent als de Greomoren of
landbezitters van Theseus, zoo kan hieruit gerust de gevolgtrekking
worden gemaakt, dat ook d9 2e klasse der Hippeis, of Ridders bij
Solon, in de plaats der oude Eupatriden of Edelgeborenen gekomen
is. Hiermee komen wij dan ook tót de slotsom dat niet alleen de
naam Ridder reeds bij de Atheners, doch zelfs vóór Solon in gebruik
is geweest. In ieder geval is het zeker, dat de Hippeis of Ridders
volgens de instellingen van Solon eene zuivere burgerlijke plaats
innamen.
Men denke daarom niet, dat die naam op het krijgswezen betrek
king heeft gehad, en de dwaling van sommigen, als zoudo de
oprichting der ruiterij tot aan Solon teruggebracht moeten worden,
kan ook daarin eene verontschuldiging vinden, dat bij het uitzoeken
der ruiters tevens hun inkomen in aanmerking werd genomen. Zeker
is het echter, dat de verhouding tusschen *de twee soorten van Hip
peis, n.l. de ridders en ruiters, geenszins van dien aard was, dat voor
de aanvulling van de ridderklasse geen ruiters mochten genomen
worden.
Toegegeven, wat men reeds bij de ouden bevestigd vindt, dat de
ridderlijke belastingsklasse door Solon zelve zoo is genoemd geworden,