142 wezen en den Strategen niets aangingen. Eindelijk had men de overige strijdmacht slechts dan te verzamelen, als een veldtocht op handen of een vijaudelijke inval af te weren was, terwijl de ruiters altijd aanwezig moesten zijn, om feestelijke optochten te bege leiden en om de feesten ter eere der goden met hunne militaire ver tooningen op te luisteren. Zelfs waren dit zoozeer hunne hoofd bezigheden, dat, werden in de oudste tijden de Strategen slechts in tijd van nood gekozen, er voor de Hippiarchen daarentegen juist voor evengenoemde diensten eene jaarlijksche keuze moest plaats hebben. En gebeurde het later ook slechts bij wijze van misbruik, dat de Hippiarchen met hunne Phylarchen, evenals de Strategen met hunne Taxiarchen, meer gekozen werden tot stedelijke doeleinden dan wel om in den oorlog te dienen, zoo zal toch het gebruik der ruiterij bij feestelijke gelegenheden en juist daarmede de hippiarchie niet minder oud zijn dan andere inrichtingen, die in den grijzen voortijd dienden tot opluistering van feesten ter eere der goden gegeven. Ook is de positie, die wij de Hippiarchen bij de lichting der ruiters zien inne men, tamelijk gelijk aan die, ingenomen door de leden der koren, (choregen aanzienlijke betrekking) n.l. eene verplichte, waartoe beide zelfs door bedreiging met straf konden gedwongen worden. Misschien is deze overeenkomst der Hippiarchie met de Choregie te verklaren door het getal der Hippiarchen, waarvan er altijd twee waren, en wel, volgens Pollux, gekozen uit alle burgers, zonder te letten op de Phylen. Yoor dit op overoude inrichting berustende tweetal, laat zich nauwelijks eene andere verklaring geven, dan dat een voortdurende wedijver gaande gehouden werd, en de een den ander door oefening en glans zijner lieden zocht te overtreffen. Ieder n.l. stond aan het hoofd van 5 Phylen, en deze werden bij de feestelijke opvoeringen en bij het rondrijden in optochten zóódanig opgesteld, dat zij bij den wedloop in twee halve cirkels bij bepaalde tusschenpoozen op elkander inrenden en zich terugtrokken. Wanneer het Atheensche leger alleen zonder bondgenooten slag leverde, zoo moest de ruiterij op de beide vleugels verdeeld worden alzoo de twee Hippiarchen. Tot een zelfde uitkomst leidt ook de vraag naar de rechtbank, voor welke, volgens Xenophon, de weer-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 157