143
spannige recruten gebracht werden. Volgens Lysias maakte zich
niet alleen diegene aan desertie schuldig, die de gelederen verliet,
doch ook diegene, die eigendunkelijk van het eene wapen tot het
andere overging. (Desertie werd gestraft met atimie, d.i. verlies
der burgerschapsrechten).
Hoezeer ligt daarom niet het vermoeden voor de hand, dat ook die
gene dezelfde straf onderging, die weigerde in de wapensoort te dienen,
waartoe hij door de overheid bestemd was.
De wijze van procedeeren is ons echter niet nader bekend. Het
is te veronderstellen, dat de Hippiarch dezelfde rechtspraak kon
uitoefenen over de ruiterij als de Strateeg over het voetvolk, en, dat
hij bij de keuze zijner lieden van een soort van dwang gebruik
mocht maken, schijnt daaruit te blijken, dat Xenophon in de eerste
plaats den last geeft tot het gerecht zijn toevlucht te nemen, waarmee
hij openlijk aangeeft, dat slechts in die gevallen tot zachtheid moet
worden overgegaan, wanneer men zijne toevlucht tot het gerecht niet
nemen kon.
De wijze van procedeeren was in deze zaken als die bij de Diadi-
kosie gebruikelijk, omdat ieder, die door den Hippiarch voor den
dienst was aangewezen, en geld genoeg had, een ander in zijn plaats
kon trachten te stellen; mislukte dit, door welke oorzaak ook, dan
moest volgens de wet de aangewezene zelf dienen (Diadikosie was
een rechtsgeding, handelende over voorrang omtrent het bezit van iets,
dus prioriteitsrecht, en verder over het al dan niet vrij zijn van het
uitvoeren van een dienst, zooals.hier van den militairen).
Reeds het kostbare van het houden van een paard doet met
grond aannemen, dat de verplichting daartoe, Hippotrophie genoemd,
den Liturgiën was opgelegd. Uitdrukkelijk spreken hiervoor de
bepaalde getuigenissen der ouden, die de Hippotrophie met de Choregie
en Gymnasiarchie en andere plichten op één lijn stelden, en uit de
aanmaning door Xenophon aan de rijken gegeven, laat het zich ook
verklaren, dat zij ook tegen hun zin door de Hippiarchen tot het
houden van een paard konden gedwongen worden.
Er zijn er, die zich hieromtrent beroepen op het voorbeeld van de
Lacedemoniërs, die den plicht tot het houden van paarden aan de
rijken in dier voege oplegden, dat zij den ruiters paard en wapens
Dl. II, 1894. 10