145
zijn paard beroofd en uit de Phyle, d.i. uit het eskadron verwijderd
worden.
En om niet bedrogen te worden door uiterlijken schijn, zoo zij
hier vermeld, dat het hier niet te doen was om eene censorische,
maar om eene zuivere militaire beoordeeling. Over den rechts
toestand en de plaats als burger van den enkelen man kon, volgens
attische wetten, geene overheid (dwz. enkele meerderen) oordeelen;
en wanneer ook volgens de wet voor dengene, die zich zonder voor
kennis van den Raad bij de ruiterij had doen aanwerven, eene ver
ergering zijner zaak beschoren was, zoo blijkt uit Lysias, dat hetgeen
de overheden hadden beschikt, gold als vooroordeel (praejudic) en dat
de schuldige slechts door een volksrechtbank kon veroordeeld worden.
Wat de Raad bij de ruiterij te berechten had, betrof in de eerste
plaats zaken van geldelijken aard.
Het opperste bestuur der financiën was den Raad toevertrouwd. De
onkosten, door den staat voor de ruiterij in vredestijd te dragen,
bedroegen jaarlijks 40 talenten 105.000 fl.
Het was dus heel natuurlijk, dat de Raad zich ook met eigen
oogen wilde overtuigen of het geld behoorlijk werd besteed. Wel
werden de ruiters, om de schatkist te ontzien, uit de vermogendste
burgers gekozen; nochtans was het niet meer dan billijk, wat ook bij
andere Liturgen geschiedde, dat de staat iets bijdroeg, voornamelijk
daarom, dat hij zich met recht er op kon verlaten zijne cavalerie
steeds klaar en goed uitgerust te zien. Zoo ook had de enkele ruiter
in waarheid nog kosten genoeg te bestrijden; hij moest twee paarden
koopen en onderhouden, moest eene uitrusting voor zich en zijn paard
aanschaffen, die netjes en goed moest zijn, hij moest oefeningen mee
maken die hem voor zijne eigene zaken weinig of geen tijd lieten;
hij moest er een oppasser op na houden, die hem ook te velde ver
gezelde, en wel te paard. In vergelijking hiermede was het slechts
eene geringe vergoeding, als de man in vredestijd als voedergeld een
loon van één drachme per dag ontving (ongeveer 6 Grosschen of 24
Kr. 36 ets), zelfs als in oorlogstijd nog een drachme als eigenlijk
oorlogstraktement er bij kwam. Daarbij kwamen wel is waar de vroeger
bijna algemeen met de verplegingsgelden verwarde uitrustingsgelden,
of de Kathastasis, aldus genoemd omdat het den nieuw ingelijfden