147 het aantal der ruiters is, zooals wel van zelf spreekt, niet altijd het zelfde gebleven. Evenredig aan hunne oorspronkelijke verbinding met de naukrariën waren er in het begin slechts 96 of sedert Klis- thenes 100; en hieruit verklaart zich het beweren van Herodotus dat Athene, ten tijde van den veldslag bij Marathon nog in het geheel geen ruiterij had. Intusschen steeg met de macht van Athene ook het aantal zijner ruiters. Yolgens Andocides werden in het jaar 46 v. Chr. 300 ruiters geworven; de grammatici spreken van 600, maar reeds na wei nige jaren, (volgens Andocides vóór, volgens Philochorus bij het begin van den Peloponnesischen oorlog, 432 v. Chr.) bereikten zij reeds het getal 1000. Hiermee stemmen ook de getallen bij Thu- cydides, Aristophanes en Demosthenes overeen, en is daarmeê de normale en, in haar geheel blijvende, sterkte der Atheensche ruiterij aangegeven; want als Andocides van 1000 en 200 ruiters spreekt, zoo is het duidelijk, dat hij de 200 bereden boogschutters er bij gerekend heeft. Deze boogschutters waren echter zonder twij fel geen burgers, maar even als de schutters te voet, Scythen of an dere vreemde soldeniers, en vormden als lichte ruiterij een bijzonder korps; zij reden dan ook in den regel voorop, zelfs vóór de Hyp- piarchen. Er kan dus m. i. geen sprake van zijn deze ruiterij te verwisselen met de door den Archout Nausinikus opgerichte sym- moriën of belastingvereenigingen. De begane verwisseling door de grammatici is echter zeer goed te verklaren, daar vooreerst de ruiterdienst veel van een Lyturgie had en ten tweede ook werkelijk het grootste gedeelte van deze 1200 belastingbetalenden tot den dienst te paard verplicht waren. In ieder geval echter was daarmeê de door Solon naar zekere klasse bepaalde schatting ter zijde gesteld, bijgevolg dus ook de eigenlijke Ridderklasse, en voor het beweren, dat de Atheensche ruiterij en de Ridderklasse van Solon openbaar twee geheel verschillende dingen waren, is er geen beter bewijs dan dat wij ook na de opheffing der klassenindeeling van Solon, de ruiterij geheel iu denzelfden toestand vinden als vroeger. Dat voor het overige deze ruiterij in Athene steeds een bevoor rechte troep bleef, volgt reeds daaruit dat de Meteuken, (bijruiters)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 162