150 -
meening van zijn meester Socrates, dat een ruiteroverste met man
en paard te doen heeften, dat hij er de man naar was, ook in dit
opzicht als practisch raadgever te kunnen optreden, blijkt van het
begin tot het einde. Het is geen ijdele klank, wanneer hij zich reeds
dadelijk bij het begin op zijne veeljarige ondervinding in het rijden
beroept. Uit alles blijkt, dat het een bekwaam ruiter is, die spreekt,
en de aanwijzingen, regels en raadgevingen zijn zóó waar en duidelijk,
zóó natuurlijk en doelmatig, dat zij nog heden, na meer dan 2000 jaren,
van kracht zijn, en in het algemeen nog worden toegepast, behoudens de
latere uitvindingen met betrekking tot zadel, toom en hoefbeslag.
Is het doel van het geheel geweest slechts datgene aan te geven
wat voor den ruiteraanvoerder van belang was, zoo rechtvaardigt
dit de bekorting, waardoor de eigenlijke taak van den ruiter is over
geslagen; zij blijft echter steeds te betreuren, want, niettegenstaande
deze leemte, behoudt deze oudste der ons bekende „Rijmethoden"
eene meer dan slechts antiquarische waarde.
Waarlijk bewonderenswaardig echter is namelijk de zoo nauw
keurige bekendheid met den bouw en met de hoofdregels betrek
kelijk de bruikbaarheid en de schoonheid van het paard, vooral
wanneer men de hoogte in aanmerking neemt waarop destijds de
anatomie stond.
Zij kan slechts het gevolg eener veelzijdige ondervinding en zorg
vuldige opmerking zijn, in verband met liefde tot de zaak, die hier
en daar ook in het poëtische zijner taal aan den dag komt. Zelfs
kenners moeten de raadgevingen over aankoop, behandeling en gedeelte
lijk over dressuur van het paard verdienstelijk vinden.
Ten einde een gemakkelijk overzicht te hebben over de „Ver
plichtingen van een Ruiteroverste" volgt hier de inhoud ervan.
Inhoud: Alle begin met God. Overzicht der verhoudingsregels
voor den ruiteroverste met betrekking tot manschappen en paarden,
wat aangaat geschiktheid en gewilligheid tot den dienst Zijne ver
houding tot de Phylarchen en tot den Raad. Raadgevingen om
het ruiterkorps voltallig te houden en de jonge lieden tot dienst
neming over te halen alsmede om de manschappen af te richten en
wilde en onbruikbare paarden af te keuren. Voorschrift tot de
verpleging van den hoef. Goede ruiters te vormen, deels door