155
kunnen meekomen, hetgeen hen zal aanmoedigen hunne paarden be
ter te voeden, en ze zorgzamer te behandelen. Ook komt het mij
dienstig voor, vooruit bekend te maken, dat niet te temmen paarden
afgekeurd zullen worden, want deze waarschuwing zal voor hen eene
reden zijn, zulke paarden liever te verkoopen en bij den aankoop van
paarden voorzichtiger te zijn. Goed is het, vooruit bekend te maken,
dat die paarden, die bij de rijkunstige oefeningen doorgaan, afge
keurd worden, want het is immers niet mogelijk zulke paarden in
het gelid te houden; zelfs is het noodig, om, gaat men op den vijand
los, zulke ruiters achteruit te zetten, aangezien door de boosaardig
heid van het paard ook de ruiter van geen nut is.
Wanneer iemand, om ook de voeten van het paard zoo duurzaam
mogelijk te maken, een gemakkelijker en goedkooper oefeningsmiddel
weet, dat hij het zegge; zoo niet, dan zeg ik uit eigen ondervinding,
dat men steenen ter zwaarte van een pond, ook grootere en kleinere,
van de straat moet nemen, die los moet uitstrooien en daarop het
paard laten staan als het gepoetst wordt; want op deze manier zal
het paard onverschillig op de steenen treden, zoowel wanneer het
wordt gepoetst als wanneer het eigens in actie is. Hij, die deze
proef neemt, zal niet alleen de waarheid van deze opmerking erkennen,
doch ook de voeten van zijn paard wel afgerond zien.
Zijn nu de paarden in behoorlijken toestand, zoo wil ik verder
aangeven hoe de ruiters zelf zoo bekwaam mogelijk worden. Den
jongeren onder hen zouden wij b.v. zeggen, het opspringen op het
paard te leeren, en indien gjj daarvoor een leermeester benoemt, zult
gij verdienden lof inoogsten. Wanneer gij daarentegen de ouderen ge
went, volgens Perzische wijze, zich door anderen te laten helpen
met opstijgen, zoo zult gij dezen eene gunst bewijzen.
Om de ruiters, opdat zij op alle verschillende terreinen een vasten
zit krijgen, dikwijls te laten uitrukken zonder dat er oorlog gevoerd
wordt, zou toch wel lastig zijn. Daarentegen moet gij hen bij elkan
der roepen, en hen aanraden, zich daardoor te oefenen, dat zij, zoo
dikwijls zij op het land of ergens anders rijden, van de wegen afgaan
en op allerlei soort terrein leeren rijden. Want dit helpt ongeveer
even goed als het vele uitrukken en geeft geen aanleiding tot tegenzin.
Niet kwaad is het er aan te herinneren, dat ook de staat het op