169
drogen, op een ongegomden steen gelegd en met dezen eenige
malen door de pers gehaald.
Daarna wordt het papier met water, of met eene oplossing van
salpeterzuur in water, bevochtigd, waardoor het na eenige minuten
van den steen kan worden genomende iuktdeelen, en daarmede
de teekening negatief, zijn dan overgegaan op den steen. De auto-
graphische inkt is bij deze bewerking in den steen gedrongen en geeft
aan dezen de eigenschap, op die plaatsen drukinkt te kunnen aannemen.
De steen wordt vervolgens voorzichtig afgewasschen en gegomd.
Moet men nu overgaan tot het nemen van afdrukken, dan wordt
de gomlaag die genoeg gewerkt heeft om de deelen van den steen,
welke geen vetten inkt mogen aannemen, daarvoor ongevoelig te ma
ken afgewasschen, de steen met drukinkt ingerold, met een schoon
vel papier bedekt en door de pers gehaald, waardoor het papier een
beeld van de teekening of den staat vertoont.
Op deze wijze kan in korten tijd een groot aantal afdrukken ver
kregen worden.
Uit de hiervoren beschreven chromolithographische en photolitho-
graphische reproductiemethodes zal den lezer gebleken zijn, dat de
laatste veel sneller werkt dan de eersté; voor de eigenlijke topogra-
phische kaarten moet de laatste methode dan ook gebezigd worden,
dewijl de opnemingsbrigades jaarlijks 30 a 40 detailbladen naar het
topographisch bureau ter reproductie opzenden, zoodat aan chromo
lithographische reproductie niet kan gedacht worden.
Bovendien wordt de photolithographische reproductie met behulp
van Inlandsche teekenaars (het schrift wordt door Europeanen ge
maakt) uitgevoerd, die gemakkelijker te verkrijgen zijn dan Europeesche
of Inlandsche graveurs.
(1). Nog een voordeel van de photolithographie is, dat de steenen na gebruikt te
zijn, kunnen worden uitgeslepen om tot andere doeleinden te dienen. Het graveurswerk
is zoo tijdroovend en daardoor zoo kostbaar, dat men de gravuresteenen liever zoo moge
lijk bewaart, tot er weder afdrukken van de kaart moeten gemaakt worden, terwijl op
deze steenen niet dan kleine veranderingen kunnen worden aangebracht, daar zij door
het gedeeltelijk uitslijpen eenigszins golvend worden, waardoor de kaart niet zoo
duidelijk meer op het papier wordt afgedrukt.
Anders is het bij de photolithographie. De overgeteekende blauwe afdruk (nettee-
kening) is gemakkelijker te bewaren dan de gravuresteen, en op het papier kan men
zonder bezwaar veranderingen aanbrengen.