182 Burgerkleeding voor oppassers van officieren. Bij decreet van den President der Fransche Republiek van 8 Maart jl., aangevuld met eene Min. aanschrijving van denzelfden datum is bepaald, dat officieren hunnen oppassers kunnen vergunnen, om in burgerkleeding in het openbaar te verschijnen. De officieren zijn er voor verantwoordelijk, dat die kleeding alleszins betamelijk en zindelijk en van een donkere stof vervaardigd zijalleen 's zomers mag een wit linnen pantalon worden gedragen. Als hoofddeksel moet steeds een pet worden gedragen van zwart laken, met een overtrek van gewast linnen, voorzien van een roode bies en van een klep van verlakt leder. Bij het afrijden van officierspaarden moeten de oppassers steeds in uniform gekleed zijn. In burgerkleeding zijn de oppassers hunnen meerderen dezelfde eerbe wijzen schuldig als in uniform. (Militair Weekblad). Hoefijzers van aluminium. Omtrent de door Joppij te Beaufort (Frankrijk) genomen proeven met een hoefijzer van aluminium, wordt aan de landbouwvereeniging het vol gende bericht: „Het ijzer, bestaande uit een legeering van aluminium met 10 pCt. van een harder metaal, weegt 1 4 van ee i gewoon ijzeren of stalen hoefijzer en is zoo buigzaam, dat het passend blijft zelfs terwijl de hoef groeit." „Daar het metaal aan sterkte verliest door verhitting of sterke afkoe ling, eischt het zeer veel omzichtigheid, zoowel bij het smeden als bij het onderleggen. Voor practisch gebruik bij den troep is het ijzer ge heel ongeschikt, voor wedrennen of bij zieke hoeven kan het evenwel met nut worden aangewend." (Militair Weekblad). CORRESPONDENTIE. Oep. kolonel tit. J. A. Vink. In orde ontvangen. In de beide volgende afleveringen. Kapitein W. Hamerster. In deze aflevering. Kapitein J. F. T. Veer en. In dank ontvangen. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 197