8 het ook zij, de publieke opinie en, wat erger ia, de meening der hoo- gere autoriteiten, was werkelijk en is misschien voor een deel nog zoo. En dat men nu, ten einde de zeer onaangename en onverdiende gevolgtrekkingen op dit dwaalbegrip gebaseerd te ontgaan, naar na men zocht welke het denkbeeld van schuld, van achteloosheid af wendden is zeer begrijpelijk. Het is een feit dat men een tijdlang de stukrijders heeft gestraft, wanneer hun muildieren zulke drukkingen vertoonden. Dat is averechts verkeerd; van schuld in dien zin dat er straf of berisping op zou moeten volgen, is bij niemand sprake. Het ligt waarlijk niet in mijn genre om gemis aan zorg en toewijding bij onderhoud van paarden of muildieren te vergoelijken, maar ik ben een beslist voorstander van het denkbeeld om bij straften uiterst voorzichtig te zijn, niemand onverdiend te betichten ofte verdenken. Straft men de manschappen, berispt men kader of wellicht zelfs of ficieren over stoornissen in den dienst waaraan ze volkomen onschul dig zijn en die zij niet kunnen voorkomen, dan wekt men wrevel en mismoedigheid en, wat even erg is, men werkt in de hand dat de waarheid wordt verzwegen, dat in casu de drukkingen niet worden gemeld totdat zij zelfs door het dichte haarkleed zichtbaar worden, of dat men bij de bergbattenjen niet of zeer weinig draagt en aldus de autoriteiten een verkeerd beeld van de werkelijkheid geeft, ten koste van diegenen welke werkelijk voor de zaak uitkomen en van de zoo hoog noodige ervaring aangaande de bruikbaarheid van het huidige harnachement, van de bestaande bepakkingswijze, daar en waar men er op moet kunnen rekenen, dan en wanneer men abso- luut juist dient te weten wat men er mee doen kan. Laat ons open kaart spelen, al deze wanverhoudingen, deze ongezonde toestanden heb ben bestaan en bestaan misschien nog voor een deel tot groot on gerief van officieren, kader en manschappen der bergbatterijen, maar vooral van de eersten, want dezen, de ware toedracht der zaak kennende, verhalen het euvel zeker nergens meer op de stukrijders. Dat alles weet gij artilleristen minstens even goed als ik, maar gij kunt het niet zeggen met zooveel kans om geloofd te worden als ik omdat gij uw eigen zaak verdedigt, omdat het den schijn heeft als of gij schuld van U zelf wilt afwentelen, terwijl ik er als paarden arts geheel onpartijdig buiten sta. Maar toch zou mijn advies zijn:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 19