185 het scheppen van een kapitaal, voldoende om het heffen van verdere bijdragen onnoodig te maken. Dit is echter niet het geval. Im mers het werd reeds gezegd werd in 1882, op grond van eene kort te voren gemaakte becijfering, het maximum der weduwen, welke eenmaal uit het fonds zouden moeten betaald worden, gesteld op 1105 (1), waarvoor met inbegrip van kindergelden, begrafeniskosten enz., per jaar en per hoofd zouden noodig zijn f 1065, of voor allen f 1176825. Aannemende nu, dat voor iedere weduwe, om haar tot het einde toe te kunnen betalen, moest voorhanden zijn f 12000, dan zou dat. bij het bereiken van het straks genoemde maximum aantal, noodig maken een kapitaal van 13260000, waarvan, uitgezet tegen de vrij hoo- ge rente van 5,5 °/0 per jaar, zouden kunnen gekweekt worden f 729300. Het verschil tusschen 1176825 en 729300 is 447525, en dit bedrag zou derhalve nog moeten gevonden worden uit andere bronnen. Nu mag de opbrengst van de stortingen bij bevordering, bij huwelijk en bij rangsverhooging van gehuwden niet hooger gesteld worden dan op f 151250 per jaar en er blijven dus f 296275, die uit de gewone contributie moeten worden gevonden. En daar 1 °/0 ge wone contributie ongeveer f 67500 oplevert, zou dan nog altijd ruim 4, 3d/c uit de gewone contributie moeten worden gevonden. In de depêche van 1860 was uitdrukkelijk voorgeschreven, dat de coutributiën zoodanig mochten worden geregeld, dat in het vervolg geene tekorten zouden ontstaan, en aan die voorwaarden voldeed de gedurende de jaren tegen de vertoogen der directie in gehandhaafde, en nog in September 1882 verdedigde regeling volkomen, wanneer men steeds voortging de contributiën naarmate der behoeften te ver- hoogen, en er niet tegen op zag, ze zoo te doen stijgen, dat ze ten laatste voor de contribuanten ondragelijk zouden worden, en een schuldenlast van eenige millioenen, voortvloeiende uit het verschil tusschen het reservekapitaal, dat aanwezig was en dat, hetwelk aan wezig moest zijn, niet als een tekort beschouwde. (1) Waarschijnlijk zal dit cijfer, is eens het maximum aantal weduwen bereikt, blijken nog veel hooger te zijn. Reeds op den len Januari 1893 was het aantal weduwen ge stegen tot 805, instede van tot 763, het aantal, dat in het laatst van 1882 werd gerekend dat dan aanwezig zoude zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 200