188
voOrloopig ten einde te brengen, en ging deze over op twee andere
kapiteins-intendanten. Het door hen ontworpen concept-reglement
werd vervolgens in handen der commissie gesteld, maar deze kon
zich niet vereenigen met den inhoud. Ook zij schreef den achteruit
gang van het fonds toe aan het besluit van 1 Januari 1862 No. 9,
waarbij geen rekening was gehouden met de daarvan te verwachten
financieele gevolgen en meende daarenboven dat geen voldoend oordeel
kon geveld worden, zonder de voorlichting eener specialiteit op het
gebied van levensverzekering, welke meening ook gedeeld werd door
den door haar geraadpleegden directeur der Indische levensverze
kering- en lijfrentemaatschappij. Bovendien achtte zij de stortingen
bij bet aangaan van een huwelijk enz., zooals zij bij het concept
reglement waren voorgesteld, buitensporig hoog. Toch werd niet
afgezien van het ontwerpen van een nieuw reglement. De voortzet
ting van dien arbeid werd alsnu opgedragen, eerst aan één der
kapiteins-intendanten, die vroeger daarmede waren belast geweest, en
later aan een hoofdofficier der militaire administratie. En zoo kwam
eindelijk een concept-reglement in de wereld, vol van draconische en
zeker door het officierskorps niet verdiende bepalingen, dat boven
dien nog het gebrek had, dat de invoering slechts als palliatief zou
werken, daar met cijfers kon worden aangetoond, dat na verloop van
weinige jaren, de toestand weer zeer ongunstig zou zijn. Toch ver
kreeg dat reglement o.a. de instemming van de verschillende advi-
seerende autoriteiten en kreeg het Militair weduwen- en weezenfonds
den last, de wijzigingen in het bestaande reglement, tot welker in
voering reeds de machtiging des Konings was gevraagd, behoorlijk
te formuleeren en een concept-reglement samen te stellen, waarin de
reeds voorgestelde wijzigingen moesten worden opgenomen, en dat
kon worden aangevuld met die nieuwe bepalingen, welke noodig
zouden worden bevonden.
Natuurlijk gaf het fonds zijne bevreemding te kennen, dat zulke
ingrijpende veranderingen in het reglement aangebracht en ter goed
keuring aan den Minister van Koloniën doorgezonden waren zonder
•dat het in dè gelegenheid was gesteld, daarover zijne gevoelens uit
te brengen. Maar aan den last van hoogere autoriteiten moest wor
den voldaan. Dit geschiedde in September 1887. Niet lang te